Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20118/GB, 27 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:27-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20118/GB

               

Betreft [klager]

Datum 27 mei 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 26 november 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 24 februari 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Voor zover verweerder aan de bestreden beslissing ten grondslag legt dat klager beklagbrieven voor kwetsbare medegedetineerden heeft geschreven en daarbij hun handtekeningen heeft vervalst, geldt dat klager deze zogenaamde vervalste documenten nooit heeft gezien, omdat de directeur ze niet heeft. Ook kan klager zich niet vinden in de stelling dat hij lasterlijke uitspraken zou hebben gedaan. Als hij zich aan laster schuldig zou hebben gemaakt, zou dit een strafbaar feit opleveren, maar er is geen aangifte gedaan. Het feit dat er schorsingsverzoeken van klager zijn afgewezen, maakt niet dat daadwerkelijk sprake is van ontoelaatbaar gedrag bij klager. Verweerder baseert zijn beslissing op beslissingen van de directeur, terwijl tegen die beslissingen nog beklagprocedures lopen en dus nog moet blijken of daadwerkelijk sprake is van misdragingen van klager. Verweerder loopt daarmee op de feiten vooruit. Verder wordt klager verweten dat hij veel beklagprocedures begint. Het feit dat klager gebruikt maakt van het beklagrecht kan echter niet worden aangemerkt als ‘op alle slakken zout leggen’, zoals verweerder stelt. Bovendien is klager hierin enigszins succesvol gebleken, nu de schorsingsvoorzitter van de RSJ meerdere schorsingsverzoeken van klager heeft toegewezen. Verweerder zet het aantal keren dat klager beklag heeft ingesteld weg als iets dat onwenselijk is. Het instellen van beklag is een recht van elke gedetineerde en het is niet aan verweerder om een mening te hebben over het aantal keren dat klager beklag heeft ingesteld. Deze overwegingen kunnen de bestreden beslissing dan ook niet dragen.

Verweerder stelt in zijn verweer dat klager op 27 oktober 2020 is gestraft door middel van een ordemaatregel. Een ordemaatregel is echter geen straf en mag ook niet als straf worden gebruikt. Dit maakt dat het beroep dat klager tegen de oplegging van de ordemaatregel heeft ingesteld, gegrond zou moeten worden verklaard, zodat verweerder dit in de onderhavige procedure niet kan meewegen. Uit de door verweerder overgelegde adviezen van de directeur van de PI Leeuwarden volgt dat klager bekend zou zijn met meerdere personeelsleden binnen de PI Leeuwarden. Klager betwist dit. Hij verbleef al sinds februari 2020 in de PI Leeuwarden en is daar nog nooit een bekende tegengekomen. De echte reden van zijn overplaatsing lijkt te zijn dat ze hem lastig vinden vanwege de klachten die hij indient. Verweerder vermeldt niet dat de directeur laakbaar heeft gehandeld door klager na de toewijzing van zijn schorsingsverzoek opnieuw dezelfde ordemaatregel op te leggen. Bovendien betwist klager dat hij een voorkeur voor plaatsing in het JC Zaanstad heeft opgegeven. De directeur heeft dat verzonnen om klager ver weg van zijn familie te kunnen laten plaatsen.

 

Standpunt van verweerder

In aanvulling op de beslissing op bezwaar merkt verweerder nog het volgende op. Voor zover klager ontkent beklagbrieven voor kwetsbare medegedetineerden te hebben geschreven, geldt dat verweerder mag vertrouwen op de juistheid van een in de inrichting opgestelde rapportage. Ook wordt gesteld dat geen sprake zou zijn van laster, nu daarvan geen aangifte is gedaan. Uit de bijgevoegde ordemaatregel van 27 oktober 2020 volgt evenwel dat klager is afgezonderd vanwege zijn gedrag en dat de directeur zich nog beraadt op het doen van aangifte tegen klager. Ook als geen aangifte wordt gedaan, doet dat niets af aan de gebeurtenissen.

Er bestond voldoende grond voor de overplaatsing van klager. Bij de keuze voor het JC Zaanstad is rekening gehouden met klagers voorkeur.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in het huis van bewaring (HVB) van de PI Leeuwarden. Op 26 november 2020 is hij geplaatst in de gevangenis van het JC Zaanstad, omdat hij op 19 november 2020 in eerste aanleg is veroordeeld en diende te worden geplaatst in een gevangenisafdeling. De directeur van de PI Leeuwarden heeft verzocht klager niet in de gevangenis van de PI Leeuwarden te plaatsen.

Vaststaat dat klager vanwege zijn veroordeling in eerste aanleg vanuit het HVB moest worden doorgeplaatst naar een gevangenisafdeling. De directeur van de PI Leeuwarden heeft verweerder verzocht klager niet voor de gevangenis van de PI Leeuwarden te selecteren, omdat – zo komt uit de door de directeur verstrekte informatie naar voren – klager al langere tijd bekend is in de PI Leeuwarden en al sinds het begin van zijn verblijf toezichthoudende maatregelen aan hem zijn opgelegd vanwege stalking, manipulatief gedrag en het verstoren van de openbare orde in de inrichting. Hij heeft een personeelslid beschuldigd van onheuse bejegening en heeft tijdens zijn verblijf in de PI Leeuwarden valsheid in geschrifte gepleegd, door zonder medeweten van medegedetineerden een beklagschrift voor hen in te dienen en hun handtekening te vervalsen. De directeur heeft dit als voortgezet crimineel handelen aangemerkt. Na terugplaatsing vanuit het PPC is klager op 21 oktober 2020 in de Extra Zorgvoorziening geplaatst en op 27 oktober 2020 intern overgeplaatst naar de Afdeling Intensief Toezicht. Binnen de PI blijken meerdere personeelsleden klager uit zijn zeer directe omgeving te kennen. Het contact tussen klager en de betreffende personeelsleden is als gevolg van de schorsing door de schorsingsvoorzitter van de RSJ van de tenuitvoerlegging van het individuele programma dat aan klager was opgelegd, niet langer te vermijden. De directeur wil de personeelsleden in bescherming nemen, nu het stalkende, manipulatieve en ongeoorloofde gedrag van klager ernstig en zorgelijk is te noemen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daarbij is van belang dat klager – zo volgt uit het selectieadvies van de directeur van de PI Leeuwarden van 26 november 2020 – een voorkeur voor plaatsing in het JC Zaanstad heeft opgegeven. Verweerder mag uitgaan van de juistheid van de informatie die hem vanuit de inrichting wordt verstrekt. Gelet op het verzoek daartoe (en de onderbouwing daarvan) van de directeur van de PI Leeuwarden heeft verweerder klager in redelijkheid niet in de gevangenis van de PI Leeuwarden kunnen plaatsen. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 27 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven