Nummer R-20/7453/GB
Betreft klager
Datum 2 juni 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 18 maart 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 3 juli 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
Klagers raadsman, mr. S.J.F. van Merm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klagers bezwaar richtte zich tegen de te late plaatsing in een gevangenisregime en een te lang verblijf in een arrestantenregime. Klager heeft betrekkelijk lang in een arrestantenregime verbleven en kon daardoor aanspraak maken op een tegemoetkoming. Het verbaast dat verweerder dit niet heeft toegekend aan klager. Klager verwijst naar RSJ 10 juli 2020, R 19/4728/GB. In die zaak deed zich een soortgelijke kwestie voor; een gedetineerde had te lang in een arrestantenregime verbleven. Hij had echter niet uitdrukkelijk verzocht om een tegemoetkoming. De overwegingen van de beroepscommissie in die uitspraak houden feitelijk in: daar waar niet om wordt verzocht, wordt ook niet toegekend, ongeacht hoe schrijnend de situatie kennelijk ook is. Klager is het daar niet mee eens. Artikel 68, zevende lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) bepaalt dat een tegemoetkoming wordt toegekend als de rechtsgevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. Daarnaast is klagers bezwaar niet ‘kennelijk niet-ontvankelijk’ als bedoeld in artikel 17, derde lid, van de Pbw, verklaard. Verweerder had klager in beginsel moeten horen, waar klager dan alsnog om een tegemoetkoming had mogen en kunnen vragen. Ook was het mogelijk geweest klager schriftelijk te vragen of hij bewust of onbewust niet om een tegemoetkoming had gevraagd.
Klager stelt dat aan hem een tegemoetkoming had moeten worden toegekend of aan hem de gelegenheid had moeten worden geboden aan te geven of hij daar aanspraak op wilde maken. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren en verzoekt uitdrukkelijk om een tegemoetkoming.
Standpunt van verweerder
Klager verbleef in een Huis van Bewaring (HVB) en is op grond van de veroordeling in eerste aanleg op 18 maart 2020 geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis van de PI Dordrecht, conform zijn voorkeur. Dit betreft een juiste beslissing en er was voor verweerder dan ook geen reden klager een tegemoetkoming toe te kennen. Door de coronamaatregelen en de wachtlijst voor de PI Dordrecht heeft klager op 20 juni 2020 – de beroepscommissie begrijpt uit de nadere reactie van verweerder: 1 juli 2020 – een (nieuwe) beslissing ontvangen waarin is aangegeven dat de wachtlijst te lang is en dat hij daarom wordt geselecteerd voor de PI Vught, omdat daar direct plek was. Tegen deze beslissing is geen bezwaarschrift ingediend.
Met betrekking artikel 17, derde lid, van de Pbw voert verweerder aan dat klager het bezwaarschrift met gronden heeft onderbouwd, maar dat niet is verzocht om een mondelinge toelichting noch om een tegemoetkoming.
De uitspraak van de RSJ van 10 juli 2020, R-19/4728/GB zag op het feit dat de betreffende klager meende te lang (meer dan 56 dagen) in het arrestantenregime te hebben verbleven. Dat is in het geval van klager niet aan de orde, daar klager in het HVB verbleef in afwachting van een plaatsing in het gevangenisregime. Op het moment dat verweerder de bestreden beslissing nam, verbleef klager al niet meer in het HVB van de PI Leeuwarden. De bestreden beslissing is dan ook op juiste gronden genomen en voor het toekennen van een tegemoetkoming bestaat geen aanleiding.
3. De beoordeling
Klager verbleef in het HVB van de PI Leeuwarden. Op 2 juli 2020 is hij geplaatst in de gevangenis van de PI Vught, omdat hij in eerste aanleg is veroordeeld tot een gevangenisstraf. Klager zou daarom in beginsel geen belang meer hebben bij het beroep, zodat hij niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. In beroep is echter verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.
Anders dan door en namens klager is aangevoerd over het arrestantenregime, constateert de beroepscommissie dat klager in een HVB verbleef in afwachting van zijn veroordeling in eerste aanleg op 21 februari 2020 en – vervolgens – in afwachting van een plaatsing in een gevangenisregime op grond van artikel 25, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Klager verbleef dus niet in een arrestantenregime.
Klager is, overigens conform zijn voorkeur, op 18 maart 2020 geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis van de PI Dordrecht. Klagers bezwaar richt zich tegen die beslissing (omdat de feitelijke plaatsing te lang op zich liet wachten). Die beslissing is echter nooit geëffectueerd. Toen verweerder op 3 juli 2020 de beslissing op bezwaar nam, was ook al duidelijk dat de beslissing niet geëffectueerd zou worden. Op 1 juli 2020 heeft verweerder klager immers geselecteerd voor de gevangenis van de PI Vught. In bezwaar is niet om een tegemoetkoming gevraagd. De beroepscommissie overweegt dat klager zijn gronden in bezwaar schriftelijk aan verweerder kenbaar heeft gemaakt, zodat het horen van klager op grond van artikel 17, derde lid, van de Pbw, niet was aangewezen.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat klager geen belang meer had bij een beslissing op zijn bezwaar. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 2 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter