Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21430/SGA, 25 mei 2021, schorsing
Uitspraakdatum:25-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21430/SGA

    

           

Betreft [Verzoeker]

Datum 25 mei 2021

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard (hierna: de directeur) heeft op 18 mei 2021 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege weigering mee te werken aan een urinecontrole (UC), ingaande op 18 mei 2021 om 10:45 uur en eindigend op 25 mei 2021 om 10:45 uur.

 

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (beklagkenmerk ZB-2021-283).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Verzoeker voert aan dat hij een UC heeft geweigerd, omdat drie weken eerder ook al een UC bij hem is afgenomen. Verzoeker stelt dat er voor een periodieke UC zes weken tussen de controles moeten zitten. Verzoeker vindt de opgelegde disciplinaire straf daarnaast ook te hoog.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 18 mei 2021, volgt dat verzoeker op 17 mei 2021 om 16:45 uur is aangezegd dat hij op 18 mei 2021 om 07:35 uur klaar moet staan voor afname van een UC. Volgens de directeur weigerde verzoeker echter om mee te gaan en gaf aan dat hij geen UC af wil geven, omdat hij nog niet periodiek aan de beurt was. Volgens de directeur was verzoekers laatste UC op 20 april 2021. Nu verzoeker heeft geweigerd mee te werken aan de urinecontrole is aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd, betreffende de opsluiting in eigen cel zonder televisie voor de duur van 7 dagen, aldus de directeur. Deze straf is volgens de directeur niet onredelijk of onbillijk en conform het landelijke sanctiebeleid.

 

De schorsingsvoorzitter overweegt als volgt.

Op grond van artikel 30 Penitentiaire beginselenwet staat het de directeur vrij, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, een gedetineerde te verplichten urine af te staan ten behoeve van een onderzoek van die urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen. Uit vaste jurisprudentie volgt dat de UC ook bij wijze van steekproef mag plaatsvinden (vergelijk RSJ 19 juli 2000, 00/0634/GA). Gelet op het vorenstaande kan de aan verzoeker opgelegde straf voor het weigeren van een UC niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt, noch in strijd met de Landelijke Sanctiekaart 2019. Dat er vier weken, in plaats van de gebruikelijke zes weken, tussen verzoekers periodiek UC’s heeft gezeten, maakt dit – nog steeds voorlopig oordelend – niet anders. De voorzitter zal het verzoek afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 25 mei 2021 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven