Nummer R-20/7391/GA
Betreft [klager]
Datum 25 mei 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur) heeft op 26 juni 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.
Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het tot voor kort onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. De beroepscommissie betreurt het vertraagde verloop van de procedure in beroep.
Van de directeur en klagers raadsvrouw, mr. A.M.G. Wolffs, zijn op 9 juli 2020 schriftelijke reacties ontvangen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De bestreden beslissing is onwettig en strafbaar. Er bestaat geen noodzaak voor de toepassing van de a-dwangbehandeling en het rapport bevat enkel onjuistheden. Ook bestaat geen gevaar voor klager of derden. De bestreden beslissing maakt een ongerechtvaardigde inbreuk op klagers zelfbeschikkingsrecht. Klager heeft geen strafbare feiten gepleegd en hij is nooit eerder in aanraking geweest met politie en justitie. Hij heeft geen psychiatrisch verleden en is niet eerder gediagnosticeerd. Klager is hoger opgeleid, heeft een goede baan bij de overheid, een vriendin en een koopwoning. Gelet op zijn achtergrond heeft hij moeite met het aanpassen in detentie. Er is onvoldoende gebleken dat sprake is van een stoornis. Hiertoe worden geen concrete voorbeelden genoemd. De verklaringen van klagers buren zijn waarschijnlijk ingegeven door het incident waarvoor klager gedetineerd is, maar waar zij niet bij aanwezig waren. De bestreden beslissing voldoet niet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Klager ervaart bijwerkingen van de medicatie, namelijk hoofdpijn, geen gevoel in tenen en vingertoppen, en minder denkvermogen. De medicatie heeft niet geleid tot minder incidenten en werkt juist averechts.
Standpunt van de directeur
In de afgelopen maanden is klager in toenemende mate manisch-psychotisch ontregeld geraakt. Klager is breedsprakig, verhoogd associatief en moeilijk te begrenzen en te sturen in zijn verhalen. Ook is sprake van spreekdrang, wijdlopigheid, grootheidsideeën, en enige achterdocht naar grote multinationals. Klagers buurtbewoners omschreven dat klager voorafgaand aan zijn verblijf in detentie steeds verwarder en geagiteerder werd. Op het politiebureau heeft klager gesproken met een psycholoog die waarnam dat klager (rand)psychotisch was en voorstelde dat klager met een psychiater zou spreken. In dit gesprek met de psycholoog toonde de floride psychose zich ongehinderd en ontspoorde het denken volledig toen klager uitweidde over zijn politieke visie en wat er allemaal mis is in Nederland. Tijdens klagers verblijf in de PI zet dit beeld zich door. In de PI gaat klager zijn eigen gang en laat hij zich niets zeggen door het afdelingspersoneel. Door de manier waarop klager zich opstelt, roept hij veel irritatie op bij anderen. Klager is overdreven vriendelijk, onecht en soms provocerend. Hierdoor bestaat het gevaar dat klager agressie van anderen oproept. Ook bestaat het gevaar dat hij maatschappelijk ten gronde gaat en is klager een keer bijna op de vuist gegaan met een medewerker. Klager is zich nauwelijks bewust van zijn stoornis en hij ziet de noodzaak van de medicatie niet in. Hoewel de dwangbehandeling een ingrijpend middel is, is de verwachting dat het beeld fors zal verbeteren. Klagers gedragsproblemen komen voort uit zijn psychotische stoornis en van antipsychotica is bekend dat deze zeer effectief zijn in het behandelen van een psychose.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.
De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.
Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.
Bij klager is sprake van manisch-psychotische ontregeling. Volgens buurtbewoners werd klager in de afgelopen maanden steeds verwarder en geagiteerder, en was hij niet meer te volgen in zijn verhalen. Klager is vermoedelijk gedecompenseerd toen hij door het coronavirus moest thuiswerken en hij zich in toenemende mate opwond over misstanden die hij in de buurt meende te zien. Tijdens het verblijf in detentie is klager breedsprakig, verhoogd associatief en moeilijk te begrenzen in zijn verhalen. Ook is sprake van spreekdrang, wijdlopigheid en grootheidsideeën. Voortkomend uit de psychose bestaat het gevaar dat klager met zijn hinderlijke gedrag agressie van anderen oproept. Klager is vaak bozig op de afdeling en is vanuit zijn boosheid dreigend naar anderen. Eenmaal probeerde klager een medewerker te slaan. Daarnaast bestaat het gevaar op maatschappelijke teloorgang, omdat het toestandsbeeld al lang lijkt te bestaan. Klager moet langdurig op een intensieve zorgafdeling verblijven, er kan geen resocialisatie plaatsvinden en er is sprake van persoonlijk lijden. De lange duur van het toestandsbeeld, de maatschappelijke teloorgang en de stagnatie in verdere processen zijn voor de directeur belangrijke redenen om de a-dwangbehandeling toe te passen. Klager verblijft in een prikkelarm programma en hij heeft in afzondering verbleven. Het behandelteam heeft klager meermaals gesproken over het nut van de medicatie, maar hij weigert deze vrijwillig in te nemen. Deze minder ingrijpende middelen hebben niet geleid tot het gewenste resultaat. Klager heeft kort vrijwillig medicatie genomen, maar is daarmee weer gestopt. Toen is wel verbetering van het toestandsbeeld gezien zodat nu ook de verwachting is dat door de a-dwangbehandeling de onderliggende stoornis zal verminderen, de agressie zal afnemen en het contact met het behandelteam zal verbeteren.
Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 25 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris
secretaris voorzitter