Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21379/SGA, 20 mei 2021, schorsing
Uitspraakdatum:20-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer          21/21379/SGA

    

           

Betreft verzoeker

Datum 20 mei 2021

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur) heeft op 11 mei 2021 beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Bij het nemen van een beslissing tot terugplaatsing van een gedetineerde in het basisprogramma (degradatie) dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag te benoemen dat tot de degradatie leidt en een kenbare belangenafweging te maken. Uit de bestreden beslissing blijkt dat verzoekers gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ‘ongewenst’ is aangemerkt. Hierbij is benoemd dat verzoeker niet meewerkt aan het detentie- en re-integratieplan, omdat hij niet wil meewerken aan begeleid wonen terwijl dit als interventie is opgenomen in het detentie- en re-integratieplan. Uit de bestreden beslissing blijkt ook dat de directeur een belangenafweging heeft gemaakt, waarbij dit gedrag is afgezet tegen het positieve gedrag van verzoeker (de onderdelen waarop zijn gedrag ‘gewenst’ is) en alle relevante aspecten van verzoekers gedrag zijn meegenomen. Op grond van artikel 1d, vierde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden heeft de directeur beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Door verzoeker is aangevoerd dat hij de voorkeur heeft voor een normaal woonadres, waar hij met voorwaarden kan wonen. Verder stelt verzoeker dat er op 17 mei 2021 een gesprek is geweest tussen hem, de mentor, de casemanager en het afdelingshoofd en dat is afgesproken dat in het multi disciplinair overleg, op een later moment, verder gesproken zal worden over de best passende woonsituatie voor verzoeker na zijn detentie, omdat niet alle betrokkenen bij het gesprek op 17 mei 2021 aanwezig waren. De directeur heeft dit in de schriftelijke rectie op het schorsingsverzoek niet weersproken of nader toegelicht.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is uit de stukken onvoldoende gebleken dat verzoeker niet wil meewerken aan zijn re-integratie of dat hij onvoldoende verantwoordelijkheid toont voor zijn eigen re-integratie, en dat dus sprake is van ‘ongewenst’ gedrag. Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onredelijk of onbillijk, zodat het verzoek al worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 20 mei 2021 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven