Nummer 21/21312/SGA
Betreft verzoeker Datum 20 mei 2021
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel (hierna: de directeur) heeft op 7 mei 2021 beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.
Verzoekers raadsvrouw, mr. M.C. Pedrotti, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Namens verzoeker wordt gesteld dat het niet aan hem te wijten is dat hij nog niet is overgedragen aan [land] voor het uitzitten van zijn straf. Verzoeker laat geen ´ongewenst´ gedrag zien. Nederland heeft zelf de procedure vertraagd door onvoldoende documentatie naar […] te versturen.
Bij het nemen van een beslissing tot terugplaatsing van een gedetineerde in het basisprogramma (degradatie) dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag te benoemen dat tot de degradatie leidt en een kenbare belangenafweging te maken. Uit de bestreden beslissing blijkt dat verzoekers gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ‘ongewenst’ is aangemerkt. Hierbij is benoemd dat verzoeker weigert mee te werken aan de procedure in het kader van Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) teneinde de terugkeer naar […], zijn land van herkomst, mogelijk te maken. De directeur geeft aan dat met verzoeker herhaaldelijk is gesproken over het belang van de medewerking van verzoeker. Verder voert de directeur aan dat verzoeker aan de vereisten voldoet voor strafoverdracht in het kader van de WETS. Strafoverdracht prevaleert boven strafonderbreking, aldus de directeur. Nu verzoeker niet wil meewerken aan de procedure van de WETS en hij alleen door middel van strafonderbreking naar […] wil terugkeren, voldoet verzoeker niet langer aan de gestelde normen voor een plaatsing in het plusprogramma, aldus de directeur. Uit de bestreden beslissing komt verder naar voren dat de directeur een belangenafweging heeft gemaakt, waarbij dit gedrag is afgezet tegen het positieve gedrag van verzoeker (de onderdelen waarop zijn gedrag ‘gewenst’ is) en alle relevante aspecten van verzoekers gedrag zijn meegenomen.
De voorzitter overweegt dat uit de stukken naar voren is gekomen dat verzoeker er de voorkeur aan geeft om via een ander juridische weg dan de WETS, te weten op grond een strafonderbreking, naar […] teug te keren. Hij wil niet meewerken aan een strafoverdracht op grond van de WETS. Dat verzoeker niet wil meewerken heeft feitelijk geen effect. Indien het door verzoeker ingediende bezwaar tegen het voorgenomen besluit om de tenuitvoerlegging van zijn straf door de rechter ongegrond wordt of is verklaard, is de overdracht van de tenuitvoerlegging van de aan verzoeker door de Nederlandse rechter opgelegde straf immers niet afhankelijk van de medewerking van verzoeker en kan, naar de voorzitter aanneemt, zodra […] ´groen licht´ geeft, de strafoverdracht worden gerealiseerd.
Dat iemand gebruik maakt van aan hem toekomende wettelijke rechten, zoals het voeren van een bezwaarprocedure, kan niet worden gezien als ‘ongewenst’ gedrag. Daarmee ontbreekt in de bestreden beslissing een feitelijke grondslag.
Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 20 mei 2021 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter