Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16541/GA, 21 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          20/16541/GA              

           

Betreft [klager]            Datum 21 mei 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 1 december 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsvrouw, mr. L.M. Oldenburg, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het tot voor kort onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De directeur achtte klager in staat om al op 1 december 2020 gebruik te maken van de mogelijkheid tot beklag respectievelijk beroep. Dat is niet correct. Klager heeft pas op 14 december 2020 zijn raadsvrouw verzocht beroep in te stellen tegen de bestreden beslissing. Daarnaast mankeert klager niets. De bestreden beslissing is disproportioneel en niet nodig. Er is geen sprake van gevaar in de zin van artikel 46a van de Pbw. Zo wordt door de stoornis van klagers geestvermogens geen enkel gevaar veroorzaakt voor klager zelf, anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen, binnen noch buiten detentie.

 

Standpunt van de directeur

Bij klager is sprake van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld met somatoforme wanen dat vooralsnog primair te classificeren is als een psychotische stoornis evenals een reactief psychotisch beeld vanuit persoonlijkheids- of middelenproblematiek. Indien klager zich niet kan vinden in de diagnose of het advies van de psychiaters, staat daarvoor een andere procedure open. Bij klager is sprake van oplopende agitatie en beperkte impulscontrole waarbij hij zich met regelmaat verbaal agressief en dreigend uitlaat. Het gevaar dat het escaleert neemt hierdoor toe. In het verleden is het een aantal keer misgegaan en heeft klager fysieke agressie laten zien. Sinds klagers binnenkomst op het PPC verblijft hij in afzondering wegens zijn wisselende gedrag. Daarnaast bestaat ook het gevaar dat klager agressie van anderen oproept omdat hij veelvuldig overlast veroorzaakt. Er zijn geen alternatieven voor een behandeling met antipsychotica. Klager weigert vrijwillig de medicatie in te nemen en de plaatsing in afzondering heeft ook geen effect gehad. Er is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid, evenals aan de procedurele vereisten.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid

Op grond van artikel 72, derde lid, in verbinding met artikel 73, tweede lid, van de Pbw kan tegen de beslissing als bedoeld in het eerste lid van artikel 46e van de Pbw rechtstreeks beroep worden ingesteld bij de Raad. Het beroepschrift wordt uiterlijk op de zevende dag na die waarop de betrokkene kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen hij beroep instelt, ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.

De bestreden beslissing is op 1 december 2020 om 16:45 uur aan klager uitgereikt. Het door de raadsvrouw ingediende beroepschrift dateert van 15 december 2020 en is op 16 december 2020 op het secretariaat van de RSJ ontvangen. Het beroep is niet binnen de daarvoor gestelde termijn ingediend. De raadsvrouw heeft onweersproken aangevoerd dat de directeur klager ten onrechte in staat heeft geacht om gebruik te maken van de mogelijkheid om beklag dan wel beroep in te dienen. De beroepscommissie overweegt dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat klager onder deze omstandigheden in verzuim is geweest en dat daarom sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, zodat hij kan worden ontvangen in het beroep.

 

Inhoudelijk

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Klager heeft van 2010 tot 2018 een tbs-maatregel ondergaan. In die periode is de diagnostiek herhaaldelijk veranderd. Er werd aanvankelijk gesproken van een persoonlijkheidsstoornis en een verslavingsziekte, later werd dit autisme en ook een depressieve stoornis. In 2018 werd de tbs beëindigd bij gebrek aan een valide diagnose. Actueel wordt vooral gedacht aan een psychotische depressieve stoornis. Klager vertoont wisselend gedrag. Het ene moment maakt hij een kwetsbare en emotionele indruk en het andere moment is hij dwingend en vijandig. Verder is sprake van angst, achterdocht, hallucinaties en concentratie- en aandachtsproblematiek. Klager heeft de overtuiging dat hij wordt gegijzeld, dat het personeel in zijn thee plast en dat hij dood is en geen bloed meer in zijn lichaam heeft. Op de afdeling veroorzaakt klager overlast door ’s nachts te schreeuwen en maakt hij een onvoorspelbare en oninvoelbare indruk. Volgens de behandelaren is sprake van zeer snel oplopende agitatie waarbij klager beperkte impulscontrole laat zien en zijn handelen niet lijkt te kunnen remmen. Voortkomend uit dit toestandsbeeld bestaat het gevaar dat klager verbale en fysieke agressie jegens anderen zal laten zien en dat hij agressie van anderen over zichzelf zal afroepen. Uit klagers voorgeschiedenis komt naar voren dat hij eerder fysieke agressie heeft laten zien. Verder komt uit de beschikking naar voren dat de bestreden beslissing proportioneel is omdat deze dient om het beschreven gevaar, voortkomend uit een psychotisch toestandsbeeld, af te wenden. De andere middelen die zijn aangewend, waaronder plaatsing in afzondering, zijn geen adequaat alternatief voor de noodzakelijke behandeling middels een effectief en voldoende gedoseerd antipsychoticum. Ook weigert klager vrijwillig de medicatie in te nemen, waarvan het nut en de noodzaak meermaals met hem is besproken. Volgens de psychiaters mag van antipsychotica worden verwacht dat deze bijdragen aan het in ernst doen verminderen van de beschreven psychotische symptomen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager ontvankelijk in het beroep en verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 21 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. C.D. Witsenburg, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven