Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5928/GA, 9 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:09-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/5928/GA

    

Betreft [Klager]

Datum 9 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het feit dat hij zijn baan in de keuken is kwijtgeraakt nadat hij op 12 november 2019 gedegradeerd was en dat hij deze baan niet heeft teruggekregen nadat de schorsingsvoorzitter van de RSJ op 15 november 2019 het verzoek van klager om de beslissing van de directeur tot terugplaatsing naar het basisprogramma te schorsen heeft toegewezen met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist (S-19/2560/SGA).

 

De beklagrechter bij de locatie Roermond heeft op 20 januari 2020 het beklag ongegrond verklaard (R-2019-355). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers (voormalig) raadsman, mr. M.M.J.P. Penners, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn (opvolgend) raadsvrouw mr. J.J. Serrarens en de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De schorsingsvoorzitter van de RSJ heeft op 15 november 2019 bepaald dat klager niet mag worden teruggeplaatst in het basisprogramma zolang de beklagcommissie niet heeft beslist op het klaagschrift met betrekking tot zijn degradatie. De schorsingsvoorzitter heeft die beslissing onder meer gebaseerd op een door de directeur ingediend verslag van Multidisciplinair Overleg (MDO)/Dagprogramma, Beveiliging en Toezicht op maat (hierna: MDO/DBT-verslag) waaruit blijkt dat klager op alle onderdelen van zijn gedrag ‘groen’ of ‘oranje’ scoorde. Blijkens het MDO/DBT-verslag is hij uitsluitend gedegradeerd omdat hij regelmatig dwingende brieven zou hebben gestuurd aan de casemanager en het afdelingshoofd. Het schrijven van die brieven zou een ‘rode’ gedraging hebben opgeleverd.

 

Uit het verweerschrift van de directeur van 27 november 2019 blijkt dat de casemanager op 4 november 2019 heeft gerapporteerd dat klager een brief aan het afdelingshoofd heeft geschreven waarin hij zich beklaagt over het feit dat hij nog niet is overgeplaatst naar de PI Middelburg en aangeeft te denken dat de casemanager of de PI zijn overplaatsing naar Middelburg tegenwerkt. Het is volstrekt onredelijk dat de casemanager klagers gedrag als ‘rood’ heeft gekwalificeerd op grond van de inhoud van één kritisch briefje.

 

Klager stelt zich op het standpunt dat het tegen de achtergrond van het voorgaande volstrekt onredelijk is dat hem zijn baan in de keuken is afgenomen. De directeur had hem in ieder geval – nadat hij kennis had genomen van de beslissing van de schorsingsvoorzitter van 15 november 2019 – in de gelegenheid moeten stellen zijn baan in de keuken te hervatten.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet (nader) toegelicht.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat de beklagrechter op 19 juni 2020 het beklag tegen de degradatie van klager naar het basisprogramma gegrond heeft verklaard en voor het overige niet-ontvankelijk heeft verklaard (R-2019-336). Daartoe overwoog de beklagrechter dat de beslissing van de directeur tot degradatie van klager onvoldoende gemotiveerd is en onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen, nu een enkele ‘rode’ gedraging in beginsel geen zelfstandige grond voor degradatie kan zijn. Nu de gevolgen daarvan, zoals de arbeidsplaats van klager, niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt is aan klager een tegemoetkoming van €5,= toegekend.

 

De beroepscommissie stelt verder vast dat het verlies van klagers arbeidsplaats een direct gevolg is van de degradatiebeslissing. Niet is gebleken van andere omstandigheden die daaraan hebben bijgedragen. Nu het beklag tegen de degradatiebeslissing gegrond is verklaard door de beklagrechter, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om klager zijn baantje in de keuken te ontnemen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt.

 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de beklagrechter klager inzake het gegrond verklaarde beklag betreffende de degradatie reeds een tegemoetkoming heeft toegekend voor (onder meer) het verlies van zijn arbeidsplaats (als gevolg van zijn degradatie), ziet de beroepscommissie geen aanleiding om klager (andermaal) een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 9 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. B. van Kemenade, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven