Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19706/GB, 2 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:02-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          21/19706/GB              

           

Betreft [klager]

Datum 2 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 25 januari 2021 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. M.P. Friperson, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager kan zich niet verenigen met de inhoud van de bestreden beslissing en de gronden waarop deze berust. Klagers verzoek tot overplaatsing naar de PI Nieuwegein is ten onrechte afgewezen.

Klager vreest binnen het Justitieel Complex (JC) Zaanstad voor zijn veiligheid, nu er sprake is geweest van een zogenoemde ripdeal. De betrokken persoon is – net als klager – gedetineerd in het JC Zaanstad. Klager vreest dat de situatie gaat escaleren. Het feit dat de betrokken persoon binnen het JC Zaanstad op een andere afdeling verblijft, betekent niet dat partijen elkaar niet kunnen treffen. Ze hebben elkaar inmiddels al meerdere keren getroffen. Klager heeft het inrichtingspersoneel op de hoogte gesteld van zijn vrees voor zijn veiligheid. Klager slaapt en eet – als gevolg van de situatie – slecht.

De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd en/of onzorgvuldig tot stand gekomen en kan daarom niet in stand blijven. Klager verzoekt aan hem een financiële tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Klager is op 3 februari 2021 geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis van de PI Ter Apel. Nu klager van verweerder een nieuwe selectiebeslissing heeft ontvangen, is het belang van een inhoudelijke toetsing van zijn beroep komen te vervallen. Verweerder verzoekt klager in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

 

3. De beoordeling

De ontvankelijkheid van het beroep

Verweerder stelt dat klager – nu hij bij beslissing van 3 februari 2021 is geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis van de PI Ter Apel – geen belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Uit de onderliggende stukken maakt de beroepscommissie op dat klager vanuit de gevangenis van het JC Zaanstad overgeplaatst wilde worden naar de gevangenis van de PI Nieuwegein. Klager verblijft momenteel niet in de inrichting van zijn voorkeur en heeft bovendien tijdig om een tegemoetkoming verzocht. Hij heeft dus belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De beroepscommissie zal klager daarom in het beroep ontvangen.

 

De inhoudelijke beoordeling

Klager verbleef in de gevangenis van het JC Zaanstad. Klager heeft verzocht om te worden overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Nieuwegein, omdat hij binnen het JC Zaanstad vreest voor zijn eigen veiligheid. Op 3 februari 2021 is hij geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis van de PI Ter Apel, omdat hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Op 15 februari 2021 is hij daadwerkelijk in de gevangenis van de PI Ter Apel geplaatst. Hierover heeft de beroepscommissie geoordeeld in RSJ 27 mei 2021, 21/20706/GB. Klagers huidige verblijf in de PI Ter Apel staat in dit beroep dus niet meer ter discussie. De beroepscommissie zal het beroep daarom beoordelen op basis van de stand van zaken ten tijde van de bestreden beslissing (ex tunc).

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang. In het dossier staat geen recent vestigingsadres (anders dan het JC Zaanstad) of een adres waar klager zich na zijn detentie zal vestigen. Voornoemd artikel vormde dus geen selectiecriterium voor deze zaak.

In de jurisprudentie van de beroepscommissie is bepaald dat als een gedetineerde overgeplaatst wil worden, hij daarvoor een goede reden moet hebben. Klager wilde worden overgeplaatst vanwege zijn eigen veiligheid, maar uit het selectieadvies van 31 december 2020 is niet naar voren gekomen dat er aanwijzingen bestaan dat klager voor zijn eigen veiligheid moet vrezen. Verder volgt uit het selectieadvies dat klager het vanaf het begin van zijn verblijf in het JC Zaanstad tot aan het opstellen van het selectieadvies binnen de inrichting goed deed en deelnam aan de aangeboden activiteiten. Uit de bestreden beslissing blijkt dat door verweerder navraag is gedaan bij de inrichting of de door klager gegeven bezwaren steekhoudend zijn. Uit de inlichtingen van het JC Zaanstad blijkt dat er binnen de inrichting geen signalen bekend waren die duidden op eventuele bedreigingen. Daarnaast blijkt uit het selectieadvies dat het Openbaar Ministerie in zijn advies kenbaar heeft gemaakt dat er zich in het strafdossier geen aanknopingspunten bevinden die klagers beweringen ondersteunen. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de informatie uit het selectieadvies en aan de juistheid van de informatie van de inrichting. Bovendien heeft klager de gronden waarop zijn vrees voor zijn eigen veiligheid in de inrichting is gebaseerd, onvoldoende onderbouwd of geconcretiseerd, nu de namen van de medegedetineerden niet bekend zijn gemaakt.

Nu klager geen goede reden heeft aangevoerd op grond waarvan hij had moeten worden overgeplaatst naar de PI Nieuwegein, kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 2 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven