Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19809/GB, 2 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:02-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/19809/GB              

           

Betreft [klager]

Datum 2 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 23 oktober 2020 beslist klagers deelname aan een penitentiair programma (PP) te beëindigen en hem terug te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn.

 

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 1 februari 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

 

Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verweerder spreekt in de bestreden beslissing over overtredingen van de voorwaarden en een poging tot fraude. Deze formulering klopt niet, omdat de poging tot fraude al een overtreding is en dan enkel een positieve uitslag van een urinecontrole een overtreding betreft. Er kan dus geen sprake zijn van overtredingen en een poging tot fraude.

 

Klager heeft positief gescoord op cannabis en cocaïne. Dit is niet toegestaan, maar is en blijft een incident rondom één urinecontrole. Klager vraagt zich dan ook af of dit tot een terugplaatsing moet leiden.

 

Klager heeft inderdaad iets gedaan wat niet mocht. Hij heeft aangegeven dat dit een misstap was die hij heeft getracht te camoufleren. Hoewel dit ook niet goed is, is het een stomme fout geweest. Er staat voor klager veel op het spel. Klager is van mening dat één misstap afgezet tegen al hetgeen voor hem op het spel staat – te weten zijn werk en gezin – een reden vormt om klager niet direct terug te plaatsen. Daarnaast is de resocialisatie en re-integratie niet gediend bij een terugplaatsing van een gedetineerde die zijn zaken in grote lijnen op orde heeft.

 

Standpunt van verweerder

Uit het reclasseringsadvies van 22 oktober 2020 volgt dat klager op 19 oktober 2020 was opgeroepen om mee te werken aan een urinecontrole. De toezichthouder heeft geconstateerd dat klager bij de urinecontrole wilde frauderen door middel van een pilletje, nu het pilletje – dat klager bij zijn geslachtsdeel had verstopt – in het urinepotje viel toen hij wilde urineren. De toezichthouder heeft daarop de urinecontrole afgebroken en is met klager het gesprek aangegaan. Klager heeft in dit gesprek aangegeven dat hij het pilletje van iemand had gekregen om zijn urine te neutraliseren, zodat hij negatief zou scoren op middelengebruik. Hierna is bij klager nogmaals een urinecontrole afgenomen. Op 19 oktober 2020 en 20 oktober 2020 heeft klager tegenover de reclassering verklaard dat hij op cannabis na geen andere middelen had gebruikt. Uit de uitslag van de urinecontrole op 22 oktober 2020 is echter gebleken dat klager zowel cannabis als cocaïne had gebruikt.

 

Uit het reclasseringsadvies volgt verder dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Klager geeft geen openheid van zaken en uit de urinecontrole is gebleken dat klager zowel soft- als harddrugs heeft gebruikt. Daarbij heeft klager ook telefonisch aangegeven dat hij eigenlijk te weinig geld verdient bij zijn huidige werkgever. Hierdoor heeft hij een betalingsachterstand bij de zorgverzekering opgebouwd. Hieruit blijkt ook dat de financiën van klager niet op orde zijn. De reclassering heeft dan ook geadviseerd om klager in een inrichting terug te plaatsen, omdat hij niet aan de voorwaarden voor deelname aan een PP kan voldoen.

 

Het staat vast dat klager zich niet aan de voorwaarden voor deelname aan een PP heeft gehouden, nu hij inmiddels heeft toegegeven dat hij tijdens zijn deelname aan een PP cannabis en cocaïne heeft gebruikt.

 

Op 22 oktober 2020 is het multidisciplinair overleg van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn akkoord gegaan met het advies van de reclassering om klager in de inrichting terug te plaatsen.

 

Van gedetineerden die aan een PP deelnemen wordt een grote mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid verwacht, nu een dergelijk traject met verregaande vrijheden gepaard gaat. Bij het verlenen van dergelijke vrijheden moet men erop kunnen vertrouwen dat de gedetineerde de verantwoordelijkheid die daarmee gepaard gaat, ook daadwerkelijk kan dragen. Klager is daartoe, zo volgt uit het selectieadvies en de onderliggende stukken, onvoldoende in staat gebleken. De omstandigheid dat klager de geconstateerde overtredingen als onvoldoende ernstig beschouwt om zijn deelname aan het PP te beëindigen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Klager heeft immers tijdens een urinecontrole gepoogd te frauderen, heeft daarna ontkend dat hij harddrugs had gebruikt, terwijl vervolgens uit de uitslag van de urinecontrole is gebleken dat hij wel harddrugs had gebruikt. Dergelijk gedrag is niet verenigbaar met deelname aan een PP.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 27 november 2018 gedetineerd. Hij ondergaat een in Spanje opgelegde gevangenisstraf van zeven jaar en zes maanden, wegens het medeplegen van het invoeren van MDMA (het gepleegde strafbare feit is in Nederland strafbaar gesteld onder de Opiumwet). Zijn straf is op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties aan Nederland overgedragen en op 27 november 2018 is hij geplaatst in de PI Lelystad. Uit klagers registratiekaart blijkt dat de einddatum van zijn detentie momenteel is bepaald op 22 juni 2021.

 

Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel komen voor deelname aan een PP gedetineerden in aanmerking:

-    aan wie een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die vijf zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die een strafrestant hebben van minimaal vier weken en maximaal een jaar;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres;

-    die hebben verklaard om bereid te zijn zich te houden aan de voorwaarden van het PP.

 

Op grond van deze artikelen spelen ook de volgende aspecten een rol:

-    de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict;

-    het detentieverloop (waaronder het gedrag van de gedetineerde, het nakomen van afspraken door de gedetineerde en zijn gemotiveerdheid);

-    het gevaar voor recidive;

-    de mate waarin de gedetineerde in staat zal zijn om te gaan met de vrijheden tijdens zijn deelname aan het PP;

-    de geschiktheid van de gedetineerde voor deelname aan een PP;

-    de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidstelling;

-    eventuele andere omstandigheden die zich tegen deelname verzetten.

 

Bij de beoordeling moeten ook de belangen van slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen.

 

Klager nam sinds 22 juni 2020 deel aan een PP en was daartoe ondergebracht bij de Extramurale Detentie van de PI Alphen. Klager is teruggeplaatst in de gevangenis, omdat hij zich niet aan de voorwaarden en regels van zijn PP heeft gehouden.

 

Uit de stukken komt naar voren dat klager bij een urinecontrole op 19 oktober 2020 positief heeft gescoord op het gebruik van cannabis en cocaïne. Hij heeft daarmee één van de aan het PP verbonden bijzondere voorwaarden – te weten dat het verboden is drugs en alcohol te gebruiken – overtreden. Daarnaast heeft klager tijdens de urinecontrole geprobeerd te frauderen en heeft hij ontkend harddrugs te hebben gebruikt. De reclassering heeft de directeur van de PI Alphen om die reden op 22 oktober 2020 geadviseerd om klagers deelname aan het PP te beëindigen en hem in de inrichting terug te plaatsen, nu klager onvoldoende heeft meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden verbonden aan het PP.

 

De reclassering schat het recidiverisico voorts in als hoog. Klager heeft tijdens het toezicht geen openheid van zaken gegeven, hij heeft zich niet gehouden aan de gemaakte afspraken en uit de positieve urinecontrole is gebleken dat klager zowel soft- als harddrugs heeft gebruikt.

 

Klager erkent inmiddels dat hij voormelde overtredingen heeft begaan. Hij stelt zich evenwel op het standpunt dat hij op deze ene misstap niet mag worden afgerekend. Dit verweer schuift de beroepscommissie terzijde, nu vaststaat dat klager tijdens zijn deelname aan het PP cannabis en cocaïne heeft gebruikt en dit naar het oordeel van de beroepscommissie in beginsel voldoende grond vormt voor beëindiging van klagers deelname aan een PP.

 

Verweerder heeft, gelet op het voorgaande, in redelijkheid kunnen concluderen dat klager de verantwoordelijkheid die van hem kon worden verwacht bij deelname aan een PP, niet, althans onvoldoende heeft genomen. De bestreden beslissing kan dan ook – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 2 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven