nummer: 07/1065/GA
betreft: [klager] datum: 24 juli 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Haarlem,
gericht tegen een uitspraak van 10 april 2007 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is D. Stubbe, unit-directeur bij de locatie Haarlem, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan vier dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee maanden, wegens verstoring van de orde en rust nabij de
(afdelings)telefooncel.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven, de beslissing van de directeur vernietigd en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 15,=.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep is ingesteld omdat de directeur zich niet kan verenigen met de overwegingen van de beklagcommissie. De directeur is van mening dat er wel degelijk sprake is geweest van een strafwaardig handelen van klager. In het terzake opgemaakte
ambtsedig
verslag wordt een heftige woordenwisseling tussen klager en een medegedetineerde vermeld alsmede dat hij volgens de medegedetineerde had gezegd de volgende keer de boel kort ten klein te zullen slaan. Indien het afdelingspersoneel en medegedetineerden
niet zouden hebben ingegrepen, zou één en ander nog verder zijn geëscaleerd. Klager en zijn medegedetineerde zijn beiden voor dit voorval disciplinair gestraft. Er was overigens al eerder op de afdeling een incident geweest met betrekking tot de
telefoon. Toen één en ander is geëscaleerd, had klager daar een duidelijke rol in. De directeur is van mening dat aan klager op goede gronden de onderhavige disciplinaire straf is opgelegd.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De uitspraak van de beklagcommissie kan niet in stand blijven. Anders dan de beklagcommissie acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager betrokken is geweest bij een voorval met een medegedetineerde bij een afdelingstelefooncel.
Uit het terzake opgemaakte verslag komt genoegzaam naar voren dat het door klager en die medegedetineerde vertoonde gedrag als strafwaardig kan worden beoordeeld. Klager en de hiervoor genoemde medegedetineerde hebben beiden een soortgelijke
disciplinaire straf opgelegd gekregen. Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de bestreden beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. De
uitspraak van de beklagcommissie zal daarom worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, L. Diepenhorst en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 juli 2007.
secretaris voorzitter