Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1080/GA, 24 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1080/GA

betreft: [klager] datum: 24 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de Verslaafden Begeleidingsafdeling (VBA) Haarlem

gericht tegen een uitspraak van 16 april 2007 van de beklagcommissie bij voormelde VBA, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde VBA.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, wegens blowen en het zich verbaal agressief gedragen tegenover personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven, de beslissing van de directeur vernietigd voor zover de disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel langer heeft geduurd dan twee
dagen en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 20,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De reden voor het instellen van het beroep is met name gelegen in de omstandigheid dat de beklagcommissie niet is ingegaan op hetgeen is
voorgevallen tijdens de afhandeling van het verslag. De door de directeur naar aanleiding van de voorvallen toegepaste strafmaat is tijdens de zitting van de beklagcommissie in het geheel niet aan de orde geweest. Daarom was de directeur niet in de
gelegenheid om de redenen voor de opgelegde straf en toegepaste strafmaat te verduidelijken. Toen het verslag naar aanleiding van het gebruik van softdrugs door de directeur werd afgehandeld, heeft klager zich zodanig gedragen, dat daardoor de orde en
veiligheid in de inrichting in het geding kwam. Bij de afhandeling van het verslag was een medewerker van de inrichting aanwezig en deze heeft, hoewel de directeur weet dat dit in gevallen als het onderhavige niet noodzakelijk is, verslag opgemaakt van
hetgeen toen is voorgevallen. Klager zou, indien het hier enkel zou zijn gegaan om het gebruik van softdrugs, vier dagen opsluiting op eigen cel opgelegd hebben gekregen. Door klagers opstelling en gedrag heeft de directeur besloten de disciplinaire
straf ten uitvoer te leggen in een strafcel. De directeur erkent dat de door hem bij de afhandeling gebruikte terminologie (het woord doodstraf is gebruikt) niet handig is, maar hij heeft dat gedaan omdat hij duidelijk wilde maken dat het gebruik van
softdrugs op de Verslaafden Begeleidingsafdeling (VBA) absoluut niet wordt getolereerd.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat hij door de directeur op een asociale manier werd benaderd toen deze het aan klager aangezegde verslag wilde afhandelen. Klager raakte daardoor geïrriteerd. De directeur zei dat op het gebruik van softdrugs in de inrichting zo
ongeveer de doodstraf stond. Klager vond dat hij respectloos werd behandeld door de directeur. Wat er in het verslag staat, over wat klager zou hebben gezegd, klopt wel. Klager is van mening dat de directeur misbruik heeft gemaakt van zijn macht.
Klager
had, toen hij op de VBA werd geplaatst nog een stukje wiet. Dat heeft hij toen opgerookt. Klager heeft beklag ingesteld omdat hij het niet eens was met de manier waarop hij door de directeur werd behandeld. Hij wist dat hem een disciplinaire straf zou
worden opgelegd, dat risico kende hij. Op zich was het beklag daar dus niet tegen gericht.

3. De beoordeling
De uitspraak van de beklagcommissie kan niet in stand blijven. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat klager, tijdens zijn verblijf in de VBA, softdrugs heeft gebruikt. Dat gebruik is strafwaardig. Daarnaast is voldoende
aannemelijk
geworden dat klager, toen het verslag terzake van het hiervoor genoemde softdrugsgebruik werd afgehandeld, zich verbaal agressief heeft gedragen jegens met name de directeur en niet heeft voldaan aan een opdracht van de directeur, te weten niet weg te
lopen uit dan wel niet terug te keren in de ruimte waar de afhandeling van dat verslag plaatsvond. Ook dit gedrag is in de ogen van de beroepscommissie strafwaardig. De beroepscommissie acht de voor die beide gedragingen gezamenlijk opgelegde
disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel onredelijk noch onbillijk. Gelet daarop dient het beroep van de directeur gegrond te worden verklaard, zal de beslissing van de beklagcommissie worden vernietigd en zal het beklag alsnog
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, L. Diepenhorst en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 juli 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven