Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21350/SGA, 18 mei 2021, schorsing
Uitspraakdatum:18-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21350/SGA            

           

Betreft [Verzoeker]      Datum 18 mei 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft op 13 mei 2021 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het bezit van contrabande, ingaande op 13 mei 2021 om 16:00 uur en eindigend op 27 mei 2021 om 16:00 uur.

 

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de aanvulling op het schorsingsverzoek door verzoeker en de aanvulling op het schorsingsverzoek van verzoekers raadsman mr. S. Janssen. Daarnaast heeft de voorzitter kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (beklagkenmerk IJ-2021-666).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

 

Door en namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker ontkent dat het in zijn vriezer aangetroffen scherp geslepen metalen voorwerp van hem is. Verzoeker stelt dat hij pas een maand in de betreffende cel verblijft en dat hij de koelkast recent van een medegedetineerde heeft overgenomen.

 

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 13 mei 2021, volgt dat op 13 mei 2021 een spitactie heeft plaatsgevonden en dat daarbij op verzoekers cel, in de deur van het vriesgedeelte van zijn koelkast een stuk staal van ongeveer 20 centimeter is gevonden. Volgens de directeur was dit voorwerp aan één kant afgevlakt. Verzoeker heeft volgens de directeur aangegeven dat hij niet wist dat dit in zijn koelkast aanwezig was. De directeur voert aan dat uit de algemene bepalingen van de huisregels volgt dat een gedetineerde zelf verantwoordelijk is voor de voorwerpen die hij bij of met zich draagt of in zijn verblijfsruimte heeft geplaatst. Gelet hierop is de directeur van mening dat de straf niet onredelijk of onbillijk is.

 

De voorzitter overweegt als volgt. Voorlopig oordelend is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aangetroffen contrabande, dan wel dat hij hiervan op de hoogte was. Ingevolge de Landelijke Sanctiekaart 2019 kan de directeur voor het bezit van een steekwapen/aangeslepen mes een disciplinaire straf van maximaal zeven dagen opsluiting in een strafcel opleggen. De directeur is daarvan in het nadeel van verzoeker afgeweken door hem een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel op te leggen. De directeur mag weliswaar in een voor de gedetineerde ongunstige zin van de Landelijke Sanctiekaart afwijken, maar dit dient hij dan wel te motiveren. De voorzitter stelt vast dat deze motivering in deze beslissing en in de nadere toelichting ontbreekt. Nu de directeur geen bijzondere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een afwijking van voormeld sanctiebeleid zouden kunnen rechtvaardigen, heeft de directeur de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet in redelijkheid kunnen nemen. Het verzoek zal daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de onderhavige beslissing zal met ingang van 20 mei 2021 om 16:00 uur worden geschorst. 

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met ingang van 20 mei 2021 om 16:00 uur tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 18 mei 2021 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven