nummer: 07/919/GA en 07/920/GA
betreft: [klager] datum: 5 juli 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van
de directeur van het HVB/ISD Amsterdam en
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 27 maart 2007 van de beklagcommissie bij het HVB/ISD Amsterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 juni 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord [...], unit-directeur van het HVB/ISD Amsterdam en klager.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. klagers ontslag van het werk in de keuken;
b. een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van vijf dagen zonder t.v., omdat klager zonder toestemming een medisch matras en een stoel heeft getracht om te ruilen en hij in het verleden ook al
meerdere malen is gewaarschuwd voor het ontrechtmatig toe-eigenen van rijkseigendommen.
De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van de opgelegde disciplinaire straf ongegrond verklaard en ten aanzien van de hoogte van de disciplinaire straf en het ontslag van het werk in de keuken gegrond verklaard, op de gronden als in de
aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur verwijst naar het schriftelijke verweer. De beklagcommissie vond de strafoplegging redelijk, maar de straf te hoog en heeft geoordeeld
dat twee dagen in plaats van vijf dagen straf had moeten worden opgelegd. Dat gaat de directeur te ver, de beklagcommissie gaat dan op de stoel van de directeur zitten. De directeur acht de opgelegde straf niet onredelijk of onbillijk. Het weggeven van
een matras is niet toegestaan. Dat dat praktijk is, zoals klager zegt, is de directeur niet bekend. Bij het intakegesprek wordt gedetineerden verteld dat ruilen niet is toegestaan. Dit staat ook in de huisregels. Medische matrassen worden alleen door
de
inrichtingsarts verstrekt.
Met betrekking tot het ontslag van klager uit de keuken moet de directeur terugkomen op zijn schriftelijke verweer. Er is in dit geval geen relatie tussen de opgelegde straf in verband met het meenemen van de matras en het ontslag uit de keuken. Klager
is een aantal keer gewaarschuwd voor het meenemen van etenswaar uit de keuken. Op een gegeven moment heeft de kok klager ontslagen uit de keuken. Hiervan is geen rapport opgemaakt en klager is verder ook niet bestraft hiervoor.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is al heel lang praktijk dat als een gedetineerde weggaat, er spullen aan medegedetineerden worden gegeven. De bewaarders zien het maar doen niets. In dit geval betrof het een speciale matras die goed is voor je rug. Een medegedetineerde die de
volgende dag weg zou gaan, heeft klager zijn afstandsbediening voor de t.v., stoel en matras gegeven. Zijn cel bevond zich tegenover klagers cel. Klager had de arts al om een speciaal matras gevraagd, maar die was er nog niet. Toen klager de matras
naar
zijn cel wilde brengen, zag een bewaarder dit en zei tegen klager dat hij de matras moest terugbrengen. Dat heeft klager gedaan. De stoel stond toen al op klagers cel. Na het luchten wilde de bewaarder met klager spreken en kreeg hij rapport voor het
meenemen van de matras. Over de stoel is niet gesproken. Klager begrijpt niet waarom er nu ineens een probleem is, terwijl het weggeven van spullen steeds is toegestaan. Hij wist niet dat het verboden was of dat het in de huisregels staat.
Een aantal weken voor het incident met de matras is klager al ontslagen uit de keuken. Ook daar was klager zeer verbaasd over. Er waren geen problemen, hij was altijd ruim op tijd klaar, er was niets gebeurd. Klager heeft eenmaal een keer wat fruit
meegenomen na het werk. Na gewoon gelucht en gesport te hebben vertelde een bewaarder hem dat hij niet meer in de keuken mocht werken. Hij is niet ontslagen door de kok. Klager werkt thans nog steeds niet.
3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a.
De beroepscommissie stelt, naar aanleiding van de behandeling ter zitting, vast dat er geen relatie is tussen klagers ontslag uit de keuken en de opgelegde disciplinaire straf voor het meenemen van de matras. Deze gebeurtenissen liggen in tijd enkele
weken uit elkaar.
Nu klager de aanleiding voor het ontslag gemotiveerd betwist en er geen verslag of melding van het ontslag is gemaakt door de kok, die daartoe overigens als medewerker van de inrichting wel toe bevoegd is, is de beroepscommissie van oordeel dat het
ontslag van klager uit de keuken als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt en bevestigt zij, zij het op andere gronden, op dit onderdeel de uitspraak van de beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal op dit onderdeel ongegrond worden
verklaard.
Met betrekking tot onderdeel b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Zij merkt hierbij op dat het in hoogte terugbrengen van een
disciplinaire straf van vijf naar twee dagen in dit geval past binnen de beoordelingsruimte die de Pbw de beklagcommissie biedt. Het beroep van klager en de directeur zal op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
Met betrekking tot a.
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.
Met betrekking tot b.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager en de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 5 juli 2007
secretaris voorzitter