Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5603/GA, 9 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:09-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5603/GA

    

Betreft [Klager]

Datum 9 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft - voor zover in beroep aan de orde - beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om een laptop op eigen cel voor studiedoeleinden.

 

De beklagrechter bij de PI Nieuwegein heeft op 20 december 2019 het beklag gegrond verklaard (NM2019/684). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het tot voor kort onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en de directeur, klager en zijn raadsman mr. C.G. Peerik in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Aan het gebruik van een laptop zijn daadwerkelijke risico’s verbonden. In 2018 zijn ernstige veiligheidsincidenten geconstateerd, waarna alle laptops in de inrichtingen van de cellen zijn gehaald. Sindsdien worden landelijk enkel nog laptops verstrekt voor het inzien van een omvangrijk strafdossier. De inrichting beschikt daardoor niet meer over laptops op cel voor studiedoeleinden. Klagers laptop is in de PI Nieuwegein wegens het aangescherpte beleid in beslag genomen. Indien klager wel een laptop moet worden verstrekt voor studiedoeleinden op eigen cel met de benodigde software, bewerking- en opslagmogelijkheden, dan wijkt deze beslissing af van het landelijk beleid.

 

De directeur acht de beoordeling van de beklagrechter begrijpelijk dat het in casu gaat om een uitzonderlijk geval. De directeur verzet zich er echter wel tegen dat hieruit een voldoende zwaarwegende rechtvaardiging zou volgen die de veiligheidsrisico’s terzijde kan leggen. De verklaring dat klager niet beschikt over de kennis om misbruik te maken van een laptop, perken de risico’s niet voldoende in. Juist wegens klagers ICT-achtergrond is er een verhoogd en reëel risico dat hij deze kennis kan aanwenden voor oneigenlijke doeleinden. De zienswijze dat klager niet eerder misbruik heeft gemaakt van een laptop betekent niet dat de inrichting dit afdoende kan controleren. De laptop wordt ongecontroleerd gebruikt, waardoor er geen direct toezicht is. Gelet op de eerdere landelijke incidenten zijn de inrichtingen niet bij machte om de veiligheidsrisico’s tijdig en volledig te voorkomen bij een ongecontroleerd gebruik van de laptop. Verder is van belang dat klager ter beklagzitting is gevraagd of hij wel voldoende geholpen zou zijn met een computer met de juiste mogelijkheden in de onderwijsruimte. Een verzoek daartoe zou serieus worden overwogen om te faciliteren. Klager heeft aangegeven dat dat niet het geval was, nu hij rustig op zijn cel wil kunnen werken en stukken wil kunnen opslaan. Hieruit volgt volgens de directeur dat klager zijn persoonlijke behoefte boven het re-integratiebelang stelt.

 

Standpunt van klager

Uit de rechtspraak van de beroepscommissie volgt dat er een individuele belangenafweging dient te worden gemaakt in het kader van artikel 48 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Het beroep van de directeur signaleert volgens klager daarentegen enkel vage algemene risico’s die zich (elders) in Nederland afspelen en maakt niet duidelijk waarom nu juist klager een reëel risico vormt. De visie van de inrichting leidt ertoe dat - gelet op de incidenten die zich hebben voorgedaan - alle gevallen over één kam worden geschoren. Zonder enige concrete onderbouwing wordt gesuggereerd dat klager verkeerde bedoelingen heeft. Die insinuatie is in het licht van de persoonlijkheid en gedrag van klager volstrekt misplaatst. Daarbij wordt ook niet onderbouwd waarom de software – die klager wil gebruiken – risicovol is. Klager heeft duidelijk gemaakt dat de software waarmee hij werkt niets met hacken heeft te maken; hij kan dit ook niet. Dat de inrichting niet afdoende kan controleren of er misbruik van een laptop gemaakt, wordt eveneens niet voldoende onderbouwd. Het enkele feit dat klager een ICT-achtergrond heeft, betekent niet automatisch dat hij in staat is controles te omzeilen. Klager heeft daarbij altijd aangegeven bereid te zijn mee te werken aan de nodige controles. Daarbij is ook van belang dat klager geen internet nodig heeft.

 

Voorts zijn de computerfaciliteiten voor klagers behoeften in de inrichting ontoereikend. Dit heeft de onderwijsruimte ook naar klager toe bevestigd. De tijd die klager in het computerlokaal kan doorbrengen, betreft maar één uur per week. Er kan ook geen werk worden opgeslagen, oftewel er kan geen progressie worden gemaakt. Het is daarnaast niet stil in het computerlokaal. Klagers studie vergt meer tijd en stilte. Bovendien is klager overdag bezig met arbeid, dan wel andere verrichtingen in de inrichting, waardoor hij in wezen pas aan het einde van de middag na insluiting tijd heeft om te studeren.

 

Klager neemt zijn resocialisatie serieus, maar wordt hier nu al lange tijd in gehinderd. Er zijn reeds meerdere procedures gevoerd in dit kader. De directeur stelt zich willekeurig en onbetrouwbaar op. Het ene moment wordt gesteld dat de laptops moeten worden vervangen en dat er naar een oplossing wordt gezocht. Vervolgens blijft dit in zijn geheel uit.

 

3. De beoordeling

Uit artikel 48, eerste lid, van de Pbw volgt dat een gedetineerde het recht heeft op het volgen van onderwijs en het deelnemen aan andere educatieve activiteiten voor zover deze zich verdragen met de aard en de duur van de detentie en de persoon van de gedetineerde. Deze bepaling impliceert dat de directeur gehouden is tot het maken van een individuele belangenafweging.

 

Met een beroep op landelijk beleid van oktober 2018 heeft de directeur aangevoerd dat in beginsel geen laptops voor studiedoeleinden meer worden verstrekt aan gedetineerden. Hierdoor zijn alle laptops - tenzij deze dienen voor het inzien van het strafdossier - ingenomen en beschikt de inrichting ook niet meer over eigen laptops die geschikt zijn voor studiedoeleinden. Indien klager een laptop met de benodigde software, bewerking- en opslagmogelijkheden zou worden verstrekt voor zijn ICT-opleiding, dan zou de inrichting afwijken van dit beleid. In de ICT-achtergrond van klager wordt een verhoogd en reëel risico gezien dat hij deze kennis kan aanwenden voor oneigenlijke doeleinden.

 

De beroepscommissie overweegt dat de directeur geen onderliggende informatie heeft verschaft over het door hem aangehaalde landelijk beleid. De beroepscommissie kan dit dan ook niet verder in de overwegingen betrekken. De beroepscommissie acht de stelling van de directeur, dat omdat klager een ICT-achtergrond heeft er een reëel risico bestaat dat hij deze kennis zal aanwenden voor oneigenlijke doeleinden, niet zonder meer toereikend, temeer nu klager uitsluitend de beschikking heeft gevraagd tot het verkrijgen van een laptop, maar niet tot de toegang tot het internet.

 

Gelet op het voorgaande kan hetgeen in beroep is aangevoerd daarom naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde, met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 9 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven