Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5537/GA, 12 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5537/GA

       

Betreft [Klager]

Datum 12 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij na binnenkomst in de locatie Norgerhaven 28 dagen op ‘rood’ heeft gestaan.

 

De beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven heeft op 13 december 2019 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €50,- (Nh 2019-502). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De beklagcommissie heeft in strijd met de geldende jurisprudentie van de beroepscommissie zichzelf bevoegd geacht om inhoudelijk te oordelen over het verloop, inhoud, doelmatigheid en zorgvuldigheid van klagers behandeling in het kader van de Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD)-maatregel. Ingevolge artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht staat voor klagers beklag een afzonderlijke procedure open en had de beklagcommissie klager niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn beklag.

 

Subsidiair voert de directeur het volgende aan. Klager is op 23 augustus 2019 veroordeeld tot de ISD-maatregel. Op 7 oktober 2019 is klager vanuit het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden overgeplaatst naar de PI Veenhuizen. De PI Leeuwarden kent geen ISD-afdeling. Ingevolge artikel 4.3.4 van de huisregels van de PI Veenhuizen bestaat voor ISD’ers het programma van promoveren en degraderen niet, waaronder dus ook het werken met de kleuren ‘rood’ en ‘groen’. Te allen tijde geldt op de ISD-afdeling het structurerend regime, dat wordt gekenmerkt door drie fases. In fase 1 worden alle ISD’ers geplaatst die binnenkomen, waarbij het doel is om deze periode middels observatie en gesprekken te bepalen of een ISD’er in fase 2 kan worden geplaatst. In fase 2 wordt vervolgens gewerkt aan de re-integratie. In klagers geval is gebleken dat hij gemotiveerd mee heeft gewerkt aan zijn re-integratie en als gevolg daarvan is hij na 28 dagen naar fase 2 gegaan. 

 

Standpunt van klager

Klager stelt dat de directeur te laat was met het instellen van beroep.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van de directeur in beroep

Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend. Klager heeft aangevoerd dat het beroep door de directeur niet tijdig is ingesteld. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur wel aan deze eis voldaan, nu de uitspraak van de beklagcommissie op 13 december 2019 is gegeven en het beroepschrift op 18 december 2019 op het secretariaat van de Raad is binnengekomen. Derhalve zal de beroepscommissie de directeur ontvankelijk verklaren in het beroep.

 

Ontvankelijkheid van klager in beklag

De directeur heeft aangevoerd dat voor klagers beklag ingevolge artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht een afzonderlijke procedure openstaat en dat de beklagcommissie klager daarom niet-ontvankelijk had moeten verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie overweegt als volgt.

 

Voor klachten ten aanzien van de ISD-maatregel over onder andere het verloop, de inhoud, de doelmatigheid en de zorgvuldigheid van de behandeling bestaat een afzonderlijke procedure als geregeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht (oud) en thans in artikel 38n, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering. Daarover kan daarom niet op grond van artikel 60 van de Pbw worden geklaagd (vgl. RSJ 20 oktober 2017, 16/4169/GA en 17/0672/GA).

 

In de onderhavige zaak wordt evenwel niet geklaagd over klagers behandeling, maar over zijn plaatsing in, zo begrijpt de beroepscommissie, fase 1 van het ISD-traject.

Nu de (over)plaatsing in en tussen fase 1 en fase 2 een beslissing is die wordt genomen door of namens de directeur, acht de beroepscommissie de plaatsing van klager in fase 1 van het ISD-traject een beslissing in de zin van artikel 60 van de Pbw waartegen beklag openstaat (vgl. RSJ 21 december 2017, 17/1319/GA en 17/1599/GA). Klager is dan ook terecht ontvangen in zijn beklag.

 

Inhoudelijke beoordeling

De beroepscommissie begrijpt de klacht van klager zo dat hij, in het kader van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, na binnenkomst in de PI Veenhuizen 28 dagen in fase 1 heeft gezeten, terwijl hij in de PI Leeuwarden meer vrijheden genoot.

 

De beroepscommissie stelt op grond van de stukken vast dat klager op 23 augustus 2019 is veroordeeld tot de ISD-maatregel en dat hij op 7 oktober 2019 vanuit het HVB van de PI Leeuwarden is geplaatst in de PI Veenhuizen. Klager heeft in zijn klaagschrift aangevoerd dat hij zijn ISD-traject al in de PI Leeuwarden was gestart. Uit de bestemmingsaanwijzing van de PI Leeuwarden - die gold ten tijde van het beklag - volgt echter dat deze inrichting geen ISD-bestemming kent. Daaruit leidt de beroepscommissie af dat klagers ISD-traject in de PI Veenhuizen is aangevangen. De beroepscommissie acht het dan ook begrijpelijk dat klager bij binnenkomst en aanvang van zijn ISD-traject in fase 1 is geplaatst, teneinde te bekijken of het gedrag van klager voldeed aan de vereisten voor doorstroming naar fase 2. De omstandigheid dat klager in het HVB kennelijk meer vrijheden genoot, doet - gelet op de aard van het ISD-maatregel - hier niet aan af.

 

Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de directeur om klager in fase 1 van het ISD-traject te plaatsen en te laten starten niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 12 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven