Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20393/GA, 17 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20393/GA              

           

Betreft [klager]            Datum 17 mei 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur) heeft op 11 maart 2021 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

 

Klagers raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], psychiater bij het PPC van het JC Zaanstad, gehoord op de digitale zitting van 16 april 2021.

De directeur is niet op de digitale zitting verschenen.

[…], lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Primair is er geen sprake van uit de stoornis voortvloeiend gevaar dat de dwangbehandeling rechtvaardigt. De directeur stelt zonder nadere onderbouwing dat sprake is van oplopende spanning. Hoe dat zou blijken of hoe ernstig die spanning is, wordt in het geheel niet genoemd. Het feit dat klager recent de tbs-maatregel opgelegd heeft gekregen, is weinig relevant aangezien hij al sinds 25 mei 2020 vastzit. Hierbij is geen melding gemaakt van enig gevaar. Dat klager zich onveilig zou voelen en een persoon zou beschuldigen van het achterhouden van geld is ook volstrekt onvoldoende. Dan resteert slechts het refereren aan een steekpartij door een andere gedetineerde in een andere inrichting. Wat dat betekent, is niet helder. Dit is geen directe bedreiging geuit door klager zelf.

 

Subsidiair neemt klager gewoon de medicatie in. Klager wil pillen in plaats van een injectie. Nu hij vrijwillig wil meewerken, is er geen noodzaak meer om een a-dwangbehandeling toe te passen. Klager wil dat de dwang niet wordt doorgezet.

 

Standpunt van de directeur

Bij opname van klager – die een psychiatrische voorgeschiedenis heeft – in mei 2020 in het PPC was sprake van een paranoïde psychotisch beeld. Op dat moment waren er geen gevaarscriteria waarna hij in september 2020 is overgeplaatst naar een afdeling met Extra Zorgvoorziening. Twee weken later is klager weer aangemeld voor het PPC gelet op hetzelfde psychiatrisch beeld dat werd waargenomen, en op klagers weigering van antipsychotica terwijl hiervoor wel een indicatie was. Klager heeft last van akoestische hallucinaties. Op zijn cel zijn veel tekeningen van ruimtevoertuigen en staan bouwwerken van bekers en pakken melk die raketten en sterren voorstellen. In januari 2021 werd klager veroordeeld tot een tbs-maatregel met dwangverpleging. Toen dit vonnis onherroepelijk werd, liep bij klager de spanning op. Het gevaar bestaat dat klager een ander van het leven zal beroven of ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Door de oplopende spanning bij klagers paranoïde psychose bestaat de kans op herhaling van het delict waarvoor hij recentelijk tot een tbs-maatregel is veroordeeld. Klager voelt zich onveilig en beschuldigt een medewerker van het achterhouden van een grote som geld. Daarnaast uit hij bedreigingen door te refereren aan een steekpartij door een gedetineerde jegens personeel van de PI Rotterdam en aan te geven dat zoiets ook in het PPC van het JC Zaanstad kan gebeuren. Verder denkt klager dat het personeel met scherpe voorwerpen mag rondlopen en daarom wil hij ook een scherp voorwerp bij zich mogen hebben. Door de oplopende spanning werd gevreesd voor agressie en moest klager van de reguliere afdeling op het PPC worden overgeplaatst naar de crisisafdeling. De minder bezwarende middelen die zijn aangewend om het gevaar af te wenden, hebben niet geleid tot het gewenste resultaat. In het algemeen zijn antipsychotica bewezen effectief in het behandelen van psychotische stoornissen. Daarnaast is klager jarenlang stabiel geweest bij vrijwillig gebruik van deze medicatie. Bij het aanzeggen van de a-dwangbehandeling is klager zelf de medicatie gaan slikken, met als stok achter de deur de mogelijkheid om medicatie middels injectie toe te dienen. Sinds de start van de a-dwangbehandeling is klager minder gespannen aanwezig en doet hij minder achterdochtige uitspraken. De medicatie werkt goed en hij zit nu weer op een reguliere afdeling van het PPC. Aangezien klager de pillen slikt om een prik te voorkomen is er weinig interne motivatie.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

 

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager (in de vorm van een uittreksel van klagers behandelingsplan) en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.

 

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

 

Klager is gediagnosticeerd met een paranoïde psychotisch beeld. Bij klager is sprake van een psychiatrische voorgeschiedenis, welke hij ook erkent. Dit toestandsbeeld uit zich in prikkelbaarheid, akoestische hallucinaties en achterdocht. Klager voelt zich niet veilig in het PPC en begrijpt niet waarom hij daar verblijft. Ook uit hij zich dreigend naar personeel door te refereren aan een steekpartij in een andere gevangenis waarbij een gedetineerde een personeelslid heeft gestoken. Hij geeft daarbij aan dat hij vindt dat hij een scherp voorwerp bij zich mag dragen, omdat hij denkt dat het personeel dit ook mag. Daarnaast beschuldigt klager een medewerker ervan dat zij een miljoen euro voor hem achterhoudt en eist hij dit geld bij haar op. Sinds klagers veroordeling tot een tbs-maatregel met dwangverpleging, vanwege een steekpartij waarbij klager zijn buurman met een mes in de buik heeft gestoken, is sprake van oplopende spanning. Hieruit voortkomend bestaat het gevaar dat klager een ander van het leven zal beroven of ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Door de oplopende spanning bij klagers paranoïde psychose bestaat de kans op herhaling van het delict waarvoor hij tot tbs met dwangverpleging is veroordeeld. De bestreden beslissing is proportioneel omdat deze dient gevaar te voorkomen. Om dit gevaar af te wenden is met klager gesproken over vrijwillige medicamenteuze behandeling, maar klager weigert dit wegens ontbrekend ziektebesef. Klager ontkent medicatie nodig te hebben en is niet medicatietrouw. Ook verblijft hij in een individueel programma. Voornoemde minder bezwarende middelen hebben niet geleid tot verandering van het psychiatrisch beeld dan wel tot vermindering van het gevaar dat voortkomt uit de psychose. Antipsychotica zijn bewezen effectief in het behandelen van psychotische stoornissen. Klager is eerder jarenlang stabiel geweest bij vrijwillig gebruik van antipsychotica. De huidige psychose is begonnen na het staken van de medicatie.

 

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 17 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. M.R. van Veen en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven