nummer: 07/745/JA
betreft: [klager] datum: 19 juli 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingesteld door mr. A.J.M. Bommer, namens
[...], geboren op [1988], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 21 maart 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij de Rijksinrichting voor Jongens Den Engh, locatie Den Dolder,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 mei 2007, gehouden in locatie Den Dolder, is klager gehoord. Klagers raadsman was verlaat en verscheen eerst nadat klager de zitting had verlaten. De raadsman heeft derhalve buiten aanwezigheid van klager het
beroep toegelicht.
De directeur van de locatie Den Dolder is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het intrekken tot nader order van het begeleide en onbegeleide verlof van klager vanwege zijn agressieve gedrag op de groep en de verdenking van het hebben van drugs binnen de inrichting.
De beklagrechter heeft het beklag gericht tegen de intrekking van klagers verlof op 10/11 februari 2007 ongegrond en het beklag gericht tegen de intrekking c.q. de beperking van het verlof van 24/25 februari 2007, 10/11 maart 2007 en 24/25 maart 2007
gegrond verklaard zonder toekenning van een tegemoetkoming, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager meent dat de voorafgaande aan de intrekking van zijn verlof opgelegde afzondering en kamerplaatsing als voldoende sanctie kon worden beschouwd in relatie tot het incident van 5 februari 2007, een vechtpartij tussen klager en een andere
jeugdige.
Aan klager is ten aanzien van de gegrondverklaring van het beklag ten aanzien van de overige verloven ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend.
Klager heeft hier ter zitting aan toegevoegd dat hij in afzondering is geplaatst en vervolgens drie weken op kamerprogrammering is gezet. Daar was hij het op zich wel mee eens maar hij vindt het onredelijk dat vervolgens ook zijn verlof is ingetrokken.
Klager erkent dat het incident heeft plaatsgehad. De groepsleider greep niet in toen de andere jongen met zijn mouw in het brood zat. Er is niet erg gevochten overigens, er zijn enkel wat klappen uitgedeeld.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de intrekking van het verlof van 10/11 februari 2007 kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal dienaangaande
derhalve
ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien de uitspraak, voorzover deze betreft de vaststelling dat geen tegemoetkoming wordt toegekend, wordt het volgende overwogen.
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend, omdat het beklag enkel op formele gronden gegrond is verklaard.
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing van de directeur niet meer ongedaan zijn te maken, kan ingevolge artikel 73, zevende lid van de Bjj in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld, die geldelijk
van aard kan zijn, voor het door de jeugdige ondervonden ongemak.
In dit geval heeft klager één verlof moeten missen en zijn twee verloven ingekort.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat het niet toekennen van een tegemoetkoming niet juist is. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.
Overigens merkt de beroepscommissie in dit verband op dat in de periode van klagers eerste verlof, 10/11 februari 2007, onderzocht werd of hetgeen bij klager was aangetroffen drugs was. Zodra bekend was dat er geen sprake was van drugs, maar van een
chloortablet, hadden de intrekking en beperking van verlof niet gehandhaafd mogen worden. Het beklag had mitsdien ook op materiële gronden gegrond verklaard moeten worden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de intrekking van het verlof van 10/11 februari 2007 ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie dienaangaande.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het niet toekennen van een tegemoetkoming gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en stelt de tegemoetkoming voor klager vast op € 50,=.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, dr. M. Smit en mr. F.G.A. ten Siethoff, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 19 juli 2007
secretaris voorzitter