Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7800/GA en R-20/7966/GA, R-20/7839/GA en R-20/7964/GA, R-20/7840/GA en R-20/7962/GA, R-20/7924/GA en R-20/7983/GA, 20 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummers        R-20/7800/GA en R-20/7966/GA

R-20/7839/GA en R-20/7964/GA

R-20/7840/GA en R-20/7962/GA

R-20/7924/GA en R-20/7983/GA                    

           

Betreft [klager]

Datum 20 mei 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van [klager] (hierna: klager), en  de directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld op de grond dat de directeur tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens klager:

a.  door op 2 april 2020 een nieuwe gedetineerde op zijn afdeling te plaatsen

(ZB-2020-214 en R-20/7800/GA en R-20/7966/GA);

b.  door op 23 april 2020 een nieuwe gedetineerde op zijn afdeling te plaatsen

(ZB-2020-233 en R-20/7839/GA en R-20/7964/GA);

c.  door op 27 mei 2020 een nieuwe gedetineerde op zijn afdeling te plaatsen

(ZB-2020-267 en R-20/7840/GA en R-20/7962/GA);

d.  door op 25 juni 2020 een nieuwe gedetineerde op zijn afdeling te plaatsen

(ZB-2020-314 en R-20/7924/GA en R-20/7983/GA).

 

De beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft op 6 en 20 augustus 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van het plaatsen van nieuwe gedetineerden op klagers afdeling en heeft het beklag gegrond verklaard ten aanzien van het schenden van de zorgplicht door de directeur. De uitspraken van de beklagcommissie zijn bijgevoegd.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman, mr. B.J. de Pree, en namens de inrichting, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zuyder Bos, bijgestaan door de landsadvocaat, mr. M. Beekes, gehoord op de zitting van 14 april 2021 in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Als toehoorders waren aanwezig […], juridisch medewerker bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard en […], plaatsvervangend hoofd Juridische Zaken van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Het horen van partijen heeft plaatsgevonden via een telehoorvoorziening van de locatie Zuyder Bos.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De directeur beslist feitelijk over de plaatsing van een gedetineerde in de inrichting. Als de directeur aangeeft dat een plaatsing onwenselijk is, gaat de overplaatsing niet door. Op de directeur rust dus een bijzondere verantwoordelijkheid. Klager meent daarom dat hij wel in zijn beklag had moeten worden ontvangen.

Klager vindt het onbegrijpelijk dat gedetineerden worden overgeplaatst uit een inrichting waar corona heerst. Klager verwijst naar een bericht van het afdelingshoofd van 30 maart 2020 waaruit blijkt dat verzoeken om overplaatsing zullen worden afgewezen. De overplaatsingen die hier aan de orde komen, zijn daarmee in strijd.

Op 30 maart 2020 is geconstateerd dat de inrichtingsarts van Detentiecentrum Schiphol (DC Schiphol) besmet is geraakt met het coronavirus. De stelling dat gedetineerden niet in contact zijn geweest met de inrichtingsarts is een kale stelling die verder niet wordt onderbouwd. Al drie dagen na de besmetting vindt de overplaatsing plaats, maar onduidelijk is hoe lang de inrichtingsarts al besmet is geweest. Het enkel monitoren van de gedetineerden is nutteloos. De groep gedetineerden die overgeplaatst worden van een hvb-regime naar een gevangenisregime zullen de laatsten zijn die zullen aangeven dat zij mogelijk besmet zijn. Bovendien krijgt niet iedereen klachten bij corona. De meest voor de hand liggende voorzorgsmaatregel die genomen had kunnen worden is de gedetineerden in quarantaine te plaatsen of te plaatsen op een inkomstenafdeling. Klager stelt corona te hebben gehad, terwijl dat voorkomen had kunnen worden.

 

Standpunt van de directeur

De directeur verenigt zich met het oordeel van de beklagcommissie dat klager niet-ontvankelijk is in zijn beklag over de overplaatsing. Klager is hiertegen in beroep gegaan, maar heeft daartegen geen gronden aangevoerd. Daarnaast stelt de directeur zich op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Van een beslissing die klager betreft is geen sprake. In de klacht van klager wordt het landelijk beleid ter discussie gesteld. Van een beklagwaardige beslissing is in dat geval geen sprake.

Klager klaagt over de plaatsingen van gedetineerden op afdeling B0, de afdeling waar klager verblijft. Aan die plaatsingen lagen beslissingen van de selectiefunctionaris ten grondslag. De overplaatsingen hebben plaatsgevonden na de uitbraak van het coronavirus in Nederland. De minister voor Rechtsbescherming heeft onderkend dat besmetting met het virus in een PI, vanwege het gesloten karakter, grote gevolgen kan hebben voor de gedetineerden en het personeel. Er zijn daarom meteen, in afstemming met het RIVM, diverse en vergaande maatregelen getroffen om de kans op besmetting met het virus te minimaliseren en de veiligheid van en de zorg voor de gedetineerden te kunnen waarborgen. In deze periode is binnen DJI een crisisteam ingericht, dat dagelijks heeft overlegd en intensief contact heeft onderhouden met onder andere het RIVM. Daarnaast heeft elke PI een actieteam ingericht, dat de maatregelen per inrichting coördineert. Bij het vaststellen van de te treffen maatregelen heeft centraal gestaan het zoveel als mogelijk beperken van de in- en uitgaande bewegingen. De maatregelen zijn adequaat gebleken, het aantal coronabesmettingen van gedetineerden is binnen het gevangeniswezen beperkt gebleven tot zestien gevallen, waarvan veertien gevallen tot 15 mei 2020.

Waar mogelijk heeft de doorstroming binnen het gesloten systeem van de PI’s in deze periode doorgang gevonden. Overplaatsing binnen dat gesloten systeem kan bijvoorbeeld zijn aangewezen vanwege het detentieregime of de orde of veiligheid. Hierbij is als uitgangspunt genomen dat overplaatsingen zoveel als mogelijk binnen dezelfde PI plaats zouden vinden. Dat is niet altijd mogelijk gebleken, bijvoorbeeld bij gedetineerden in het DC Schiphol. DC Schiphol kent namelijk enkel een huis van bewaring en een arrestantenregime. Voor de doorstroming naar een gevangenisregime dienen de gedetineerden dus te worden overgeplaatst.

De plaatsing op 2 april 2020 ziet op een gedetineerde afkomstig uit DC Schiphol, waar hij sinds 27 januari 2020 verbleef. Op 30 maart 2020 is een besmetting bij een inrichtingsarts van DC Schiphol vastgesteld. DC Schiphol heeft de gedetineerden die in contact zijn geweest met deze inrichtingsarts onmiddellijk onder verscherpt toezicht en controle gesteld. Zij zijn op een aparte afdeling binnen DC Schiphol geïsoleerd en kwamen niet in aanmerking voor doorplaatsing, voor die afdeling is ook een vast team van p.i.w.-ers aangesteld. Over de te nemen maatregelen is intensief contact geweest met de lokale GGD. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft de aanpak onderschreven. Ten tijde van de overplaatsing op 2 april 2020 zijn geen andere besmettingsgevallen binnen DC Schiphol geconstateerd. De gedetineerde die is overgeplaatst bevond zich al langer dan veertien dagen in detentie in DC Schiphol. Er bestond dus geen risico dat hij het virus buiten DC Schiphol had opgelopen. Hij was ook niet in contact geweest met de inrichtingsarts die besmet is geraakt. De gedetineerden die wel met deze inrichtingsarts contact hadden gehad, zaten niet op dezelfde afdeling als de betreffende gedetineerde.

Er is veelvuldig contact geweest tussen de locatie Zuyder Bos, DC Schiphol en het hoofdkantoor van DJI. Daarbij zijn afspraken gemaakt. De betreffende gedetineerde in DC Schiphol is extra gemonitord. Voordat hij is vervoerd, heeft er een extra controle plaatsgevonden op symptomen van het coronavirus. De gedetineerde had geen ziekteverschijnselen. Het vervoer heeft plaatsgevonden op individuele basis. Het voertuig wordt iedere dag geventileerd en gereinigd. Bij binnenkomst in Zuyder Bos heeft een medische intake plaatsgevonden, waarbij opnieuw is onderzocht of de gedetineerde ziekteverschijnselen vertoonde. Dat was niet het geval, waarna de gedetineerde op afdeling B0 is geplaatst en mee mocht draaien met het dagprogramma. De gedetineerde is op de afdeling gemonitord. De overplaatsing heeft niet geleid tot een besmetting met het coronavirus binnen de inrichting. Een dergelijke besmetting heeft zich niet voorgedaan in de inrichting.

De directeur kon de overplaatsing niet weigeren en heeft in lijn met het landelijke beleid een beleid gevoerd waarbij de nodige maatregelen zijn getroffen. De beklagcommissie heeft ten onrechte geoordeeld dat van de directeur meer had mogen en ook kunnen worden verwacht. De directeur heeft alle nodige maatregelen getroffen. Uit de uitspraak van de beklagcommissie blijkt niet welke omstandigheden zij in haar oordeel heeft betrokken, nu geen onderscheid is gemaakt tussen de negen zaken waarin op dezelfde dag uitspraak is gedaan.

De directeur had het gezondheidsrisico niet kleiner kunnen of hoeven te maken, door de gedetineerde eerst veertien dagen te isoleren op zijn cel. Een dergelijke quarantaineperiode is wel gehanteerd voor nieuwe inkomsten, omdat zij van buiten het gesloten systeem van de PI komen. Het RIVM kent overigens geen quarantaineperiode voor personen die niet zijn blootgesteld aan een mogelijke besmetting. Daar komt bij dat het voor de overgeplaatste gedetineerde zeer ingrijpend was geweest hem eerst veertien dagen in quarantaine te plaatsen, voordat hij naar de afdeling zou mogen. In DC Schiphol verbleef hij immers reeds op de afdeling. Er bestond geen aanleiding een coronatest uit te voeren, nog daargelaten dat coronatesten in april 2020 zeer schaars waren. Bovendien is ook nu nog het beleid van het RIVM en de GGD dat personen die geen symptomen hebben niet worden getest.

De plaatsing op 23 april 2020 ziet op een gedetineerde afkomstig uit de Justitiële Jeugdinrichting te Lelystad (JJI Lelystad). De betreffende gedetineerde was sinds 4 april 2020 gedetineerd, daarvoor zat hij sinds december 2019 in het Forensisch centrum Teylingereind. Ten tijde van de overplaatsing waren er ongeveer tien bevestigde gevallen van coronabesmettingen van gedetineerden, die zich grotendeels voordeden in DC Schiphol. Binnen de jeugdinstellingen was geen sprake van geconstateerde besmettingen met het coronavirus. De overplaatsing heeft niet geleid tot een besmetting binnen Zuyder Bos.

De plaatsing op 27 mei 2020 ziet op een gedetineerde afkomstig uit DC Schiphol, waar hij sinds 26 september 2019 verbleef. Ten tijde van deze overplaatsing waren er al geruime tijd geen besmette gedetineerden in DC Schiphol aanwezig. De laatste besmettingen aldaar waren op 29 april 2020 geconstateerd. De (twee) afdelingen waar de besmette gedetineerden hebben gezeten en die geïsoleerd waren van de andere afdelingen, zijn omstreeks 13 mei 2020 vrijgegeven. Ook in Zuyder Bos zaten geen besmette gedetineerden. De overplaatsing heeft niet geleid tot een besmetting binnen Zuyder Bos.

De plaatsing op 25 juni 2020 ziet op een gedetineerde afkomstig uit PI Alphen aan den Rijn, waar hij sinds 13 augustus 2018 verbleef. De overplaatsing vond plaats drie maanden nadat de eerste maatregelen waren getroffen. Die maatregelen zijn adequaat gebleken: het aantal coronabesmettingen van gedetineerden was binnen het gevangeniswezen tot dat moment beperkt gebleven tot in totaal vijftien gevallen. Ook in de vrije maatschappij had de aanpak van het coronavirus geleid tot een daling van het aantal besmettelijke mensen. Vanaf 2 juni 2020 zijn de maatregelen binnen het gevangeniswezen dan ook stapsgewijs versoepeld, bijvoorbeeld ten aanzien van de mogelijkheden van het ontvangen van bezoek. Na deze versoepelingen zijn er in het gevangeniswezen twee gevallen bij gekomen. Binnen de PI Alphen aan den Rijn, noch binnen de PI Heerhugowaard, hebben zich voor 25 juni 2020 besmettingen voorgedaan, en overigens ook niet daarna. Ten tijde van de overplaatsing was de situatie onder controle.

Bij geen van de vier overgeplaatste gedetineerden bestond er enige indicatie of vermoeden dat zij in de periode voorafgaand aan hun overplaatsing bloot waren gesteld aan het risico op besmetting met het coronavirus. Betrokkenen zijn na hun overplaatsing ook niet besmet gebleken.

De directeur heeft ook aan zijn zorgplicht invulling gegeven door onder meer met klager in gesprek te gaan en de maatregelen toe te lichten. Voorts zijn en worden de gedetineerden regelmatig op de hoogte gehouden over de ontwikkelingen rondom het coronavirus. De locatie Zuyder Bos heeft geen inkomstenafdeling.

 

3. De beoordeling

De beroepen van klager

Klager heeft beroep ingesteld tegen de beslissingen van de beklagcommissie voor wat betreft het oordeel van de beklagcommissie dat klager niet kan worden ontvangen in zijn beklag over de overplaatsing. De beslissing tot overplaatsing van gedetineerden wordt op grond van artikel 15 van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) genomen door de Minister voor Rechtsbescherming (selectiefunctionaris). De beroepscommissie is bekend met het feit dat het gebruikelijk is dat overleg over de voorgenomen plaatsing plaatsvindt, maar dit betekent nog niet dat sprake is van een beslissing van de directeur waar op grond van artikel 60 van de Pbw beklag tegen openstaat. De beroepen van klager zullen daarom ongegrond worden verklaard.

 

De beroepen van de directeur

De directeur heeft beroep ingesteld tegen de beslissingen van de beklagcommissie voor wat betreft het oordeel van de beklagcommissie dat de directeur de op hem rustende zorgplicht heeft geschonden. De directeur heeft volgens de beklagcommissie onvoldoende maatregelen genomen de gezondheidsrisico’s van klager te beperken.

 

Ontvankelijkheid

Namens de directeur is betoogd dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beklagen, nu – kort samengevat – er sprake is van een algemeen beleid ten aanzien van de overplaatsingen van gedetineerden in de huidige coronacrisis. Dit beleid overstijgt de individuele beslissing en het is niet aan de directeur om andere maatregelen te treffen dan die het RIVM noodzakelijk heeft gevonden.

 

De beroepscommissie overweegt hieromtrent als volgt.

Ter bescherming van justitiabelen en het inrichtingspersoneel zijn met ingang van 14 maart 2020 door DJI landelijke maatregelen getroffen om het risico op verspreiding van het coronavirus in de inrichtingen te verkleinen. Uiteindelijk beslist de directeur op welke afdeling en onder welke voorwaarden hij een gedetineerde op een afdeling plaatst. De klacht van klager ziet op de omstandigheid dat ten aanzien van de plaatsing van een medegedetineerde op zijn afdeling onvoldoende maatregelen in acht zijn genomen ter voorkoming van besmetting met het coronavirus. Klager stelt aldus dat de directeur niet voldoet aan zijn zorgplicht jegens klager om hem voldoende te beschermen tegen besmetting met het coronavirus. Klager kan dan ook in zijn beklag worden ontvangen.

 

Inhoudelijk

Klager stelt dat de directeur van de inrichting onvoldoende inspanningen heeft geleverd om klager te beschermen tegen het coronavirus toen op 2 april 2020 een gedetineerde vanuit DC Schiphol op zijn afdeling werd geplaatst. De directeur stelt zich op het standpunt dat er voldoende maatregelen zijn genomen om besmetting door nieuwe gedetineerden te voorkomen.

De vraag die ter beantwoording aan de beroepscommissie voorligt is of de directeur van de inrichting voldoende maatregelen heeft getroffen om klager te beschermen tegen een eventuele besmetting. De beroepscommissie beantwoordt deze vraag, anders dan de beklagcommissie, bevestigend. Zij overweegt hiertoe als volgt.

Uit de stukken volgt dat de gedetineerde die op 2 april 2020 vanuit DC Schiphol is overgeplaatst zich al langer dan veertien dagen in detentie bevond. Er bestond dan ook geen risico dat die gedetineerde het virus al buiten DC Schiphol had opgelopen, maar nog geen klachten had ontwikkeld. Binnen DC Schiphol is op 30 maart 2020 een besmetting van een inrichtingsarts vastgesteld. Deze arts had klachten ontwikkeld na werktijd en is daarna niet meer in DC Schiphol geweest. De overgeplaatste gedetineerde was niet in contact geweest met de inrichtingsarts die besmet is geraakt en de gedetineerden die wel contact met de arts hadden, zaten niet op dezelfde afdeling als de overgeplaatste gedetineerde.

Mede vanwege de constatering van de besmetting van de inrichtingsarts is er met betrekking tot deze overplaatsing veelvuldig contact geweest tussen de locatie Zuyder Bos, DC Schiphol en het hoofdkantoor van DJI. Daarbij zijn afspraken gemaakt en op grond daarvan is de overgeplaatste gedetineerde in DC Schiphol extra gemonitord en heeft er, voordat hij werd vervoerd, een extra controle plaatsgevonden op symptomen van het coronavirus.

Het vervoer heeft vervolgens plaatsgevonden op individuele basis, zodat de betreffende gedetineerde niet in contact is gekomen met andere gedetineerden, in een voertuig dat iedere dag wordt geventileerd en gereinigd. Indien sprake is van vervoer van een besmette gedetineerde wordt een gespecialiseerd reinigingsbedrijf ingeschakeld voor de reiniging. De bij het vervoer betrokken medewerkers houden anderhalve meter afstand of dragen – indien dat niet mogelijk is en het niet om vluchtig contact gaat – persoonlijke beschermingsmiddelen. Vervolgens heeft bij binnenkomst in Zuyder Bos een medische intake plaatsgevonden waarbij is onderzocht of de gedetineerde ziekteverschijnselen vertoonde die zouden kunnen passen bij een besmetting met het coronavirus. Dat was niet het geval en de overgeplaatste gedetineerde is vervolgens op de afdeling van klager geplaatst, waar hij meteen mocht meedraaien in het dagprogramma. De gedetineerde is daarna ook op de afdeling gemonitord, zodat snel zou kunnen worden ingegrepen in het geval hij alsnog ziekteverschijnselen zou ontwikkelen.

De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, de directeur voldoende maatregelen heeft getroffen om het risico op verspreiding van het coronavirus te verkleinen. De directeur heeft naar het oordeel van de beroepscommissie niet over te hoeven gaan tot het plaatsen van de overgeplaatste gedetineerde in quarantaine voor de duur van veertien dagen alvorens hij had mogen deelnemen aan het dagprogramma. Bij een overgeplaatste gedetineerde kan, anders dan bij nieuwe inkomsten in een inrichting, worden nagegaan met wie hij in contact is geweest en of de algemene richtlijnen van het RIVM zijn nageleefd. Het RIVM hanteert in deze gevallen geen veertiendaagse quarantaineperiode (anders dan in het geval de overgeplaatste gedetineerde nauw contact zou hebben gehad met een besmet persoon dan wel afkomstig zou zijn uit een gebied dat als oranje is bestempeld). Van de directeur hoefde dan ook niet verwacht te worden dat hij de overgeplaatste gedetineerde eerst in quarantaine zou plaatsen. Op dat moment bestond evenmin aanleiding om een coronatest uit te voeren, nu de gedetineerde geen klachten had die zouden kunnen passen bij een besmetting met het coronavirus, gezien ook het feit dat in april 2020 het beleid was dat personen die geen symptomen hadden niet werden getest.

Door de beklagcommissie is geoordeeld dat, hoewel de directeur afspraken heeft gemaakt met de zendende inrichting over het controleren van gedetineerden, niet duidelijk is geworden of de directeur ook controle uitoefent op de naleving van die afspraken. Volgens de beklagcommissie had de directeur, gezien de ernst van de situatie, niet hierop zonder meer mogen vertrouwen.

De beroepscommissie is echter van oordeel dat beide inrichtingen vallen onder de DJI en dat door DJI met ingang van 14 maart 2020 landelijke maatregelen zijn getroffen ter bescherming van justitiabelen en het inrichtingspersoneel om het risico op verspreiding van het coronavirus in de inrichtingen te verkleinen. De locatie Zuyder Bos mocht, ondanks de bijzondere situatie, erop vertrouwen dat ook in DC Schiphol de getroffen maatregelen – mede vanwege hun eigen belang om het risico op verspreiding te verkleinen – in acht werden genomen en dat DC Schiphol de gemaakte afspraken was nagekomen.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur voldoende maatregelen heeft genomen om de gezondheidsrisico’s voor klager te beperken en dat de directeur dan ook heeft voldaan aan zijn zorgplicht jegens klager.

Het vorenstaande geldt tevens voor de overplaatsingen op 23 april, 27 mei en 25 juni 2020. De beroepscommissie merkt hierbij nog op dat de gedetineerde die op 23 april 2020 is geplaatst op klagers afdeling afkomstig was uit de JJI Lelystad waar op dat moment geen enkele besmetting geconstateerd werd. De overplaatsing op 27 mei 2020 vond plaats vanuit DC Schiphol waar op dat moment gedurende bijna een maand geen besmettingen werden geconstateerd. De overplaatsing op 25 juni 2020 vond plaats vanuit de PI Alphen aan den Rijn waar geen besmettingen hebben plaatsgevonden. Ook omtrent deze overplaatsingen heeft de directeur zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen indicatie was voor het treffen van additionele maatregelen.

De beroepscommissie zal de beroepen van de directeur dan ook gegrond verklaren, de uitspraken van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en de beklagen alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart de beroepen van klager ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraken van de beklagcommissie.

Zij verklaart de beroepen van de directeur gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraken van de beklagcommissie en verklaart de beklagen alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 20 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. Jongsma, voorzitter, drs. H. Heddema en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door

mr. R. Kokee, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven