Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8445/TA, 10 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8445/TA

              

Betreft [Klager]

Datum 10 mei 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen een separatiemaatregel, met cameratoezicht, vanwege onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van contrabande in klagers lichaamsholten, ingaande op 18 maart 2020.

De beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de instelling) heeft op 29 oktober 2020 het beklag ongegrond verklaard (K-2020-000089). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en namens het hoofd van de instelling […], hoofd behandeling bij de instelling, en […] gehoord op de digitale zitting van 24 februari 2021.

Als toehoorder waren […], lid van de RSJ, en […], senior secretaris bij de RSJ, aanwezig.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is gesepareerd, omdat hij werd verdacht van drugshandel. Hoewel zijn naam in dit verband de afgelopen jaren al vaker is genoemd, is nooit aangetoond dat hij zich daadwerkelijk met drugshandel in de instelling inlaat. In de vrije maatschappij heeft hij wel gedeald, maar niet meer sinds hij ingesloten is. Hij is een zondebok en medepatiënten noemen zijn naam om zelf uit de problemen te blijven. Degenen die er echt achter zitten, worden afgeschermd. Klager gebruikt zelf niet en al zijn urinecontroles zijn schoon. Ook is hij altijd in contact gebleven. Hij doet er alles aan om vooruit te gaan in zijn behandeling en werkt hard. Ten tijde van zijn separatie was hij op weg om verloven te gaan praktiseren. Bovendien was zijn vader op dat moment recent overleden en door zijn plaatsing in de separeer kon hij geen contact hebben met zijn familie. 

Er had met een minder ingrijpende maatregel, zoals afzondering in eigen kamer, kunnen worden volstaan, nu verschillende onderzoeken – onder meer van het Openbaar Ministerie, dat met een technisch sepot is geëindigd – niets tastbaars hebben opgeleverd. Dat gold temeer nadat klager voor de eerste keer ontlasting had geproduceerd en dit niets had opgeleverd. Voor de verdenking dat klager iets zou hebben ingeslikt of inwendig met zich mee zou dragen, bestond geen bewijs. Toen klager was gesepareerd, werd op de afdeling nog steeds drugs gebruikt. Hij heeft voorgesteld hem naar het ziekenhuis te brengen, zodat kon worden vastgesteld dat hij geen contrabande in zijn lichaam had. Volgens de instelling zou dit ingewikkeld zijn geweest vanwege de uitbraak van het coronavirus, maar het lijkt meer een eigen inschatting van de instelling te zijn geweest om klager niet naar het ziekenhuis te laten gaan dan dat dit met het ziekenhuis is afgestemd. De instelling had meer kunnen inzetten op het afnemen van urinecontroles om eventueel in klagers lichaam aanwezige contrabande op te sporen en de gevolgen voor klager zo beperkt mogelijk te houden. De separatiemaatregel is ten onrechte opgelegd en heeft te lang geduurd.

De reden dat het lang heeft geduurd voordat hij ontlasting kon produceren, was erin gelegen dat klager nog niet eerder in de separeer had verbleven en de omgeving moest peilen voordat hij normaal kon eten en ontlasting kon produceren. Hij is een moeilijke eter en eet niet alles. Toen hem friet en een frikandel werden gebracht, heeft hij dat gegeten en ontlasting geproduceerd. 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Separatie is weliswaar een zware maatregel, maar er waren meerdere duidelijke signalen dat klager drugs bij zich had. De instelling moet dergelijke signalen serieus nemen. Drugsgebruik was al langer een probleem op de afdeling waar klager verbleef. Na overleg met het hoofd van de instelling is besloten tot plaatsing in de separeer, waar een camera aanwezig is. Daar kon worden gecontroleerd of klager iets bij zich droeg en of er iets aan de hand was. De maatregel had niet zo lang hoeven te duren, ware het niet dat klager geen normale ontlasting produceerde. Hij was niet in samenwerking, at niet en produceerde geen ontlasting. Op het moment dat klager normale ontlasting produceerde en daarin geen contrabande werd aangetroffen, is de separatiemaatregel beëindigd. Het feit dat geen contrabande bij klager is aangetroffen, betekent niet dat de separatiemaatregel ten onrechte is opgelegd. Niet kan worden uitgesloten dat klager contrabande in of bij zich droeg. Drugs vormt een groot gevaar binnen de instelling en signalen met betrekking tot het gebruik van of de handel in drugs moeten altijd serieus worden genomen. 

3. De beoordeling

Klager is op 18 maart 2020 een separatiemaatregel met cameratoezicht opgelegd, omdat er meerdere signalen waren dat hij drugs in zijn lichaam (en/of lichaamsholten) had verstopt. Ondanks de uitvoering van grootschalige controles van alle ruimtes en personen in de instelling begin maart 2020, bleef drugsgebruik een probleem op de afdeling waar klager verbleef. Er bestond al langer een vermoeden dat klager een centrale positie had bij middelenhandel in de instelling en er waren signalen dat hij betrokken was bij het bewaren en verdelen van verdovende middelen op zijn afdeling. Bij het uitvoeren van urinecontroles na de grootschalige controles hebben verschillende medepatiënten gemeld dat klager betrokken is bij het drugsgebruik op de afdeling en dat hij een voorraad middelen bewaart, waarbij een medepatiënt meldt dat klager voor meerdere maanden drugs bij zich draagt.

De beroepscommissie stelt voorop dat een maatregel van separatie een voor de patiënt zeer ingrijpende maatregel is en dat, voordat tot oplegging van een dergelijke maatregel wordt besloten, andere manieren van uitsluiten of onderzoeken moeten worden overwogen. In dit geval is in overleg met het hoofd behandeling, het behandelteam en het hoofd van de instelling besloten dat onderzoek aan het lichaam niet voldoende zou zijn om middelen op te sporen die in het lichaam van klager verborgen zouden zijn en dat onderzoek in het lichaam (door middel van bijvoorbeeld röntgenonderzoek) op bezwaren stuitte, omdat de zorg vanwege de uitbraak van het coronavirus in Nederland zoveel mogelijk benut diende te worden voor de opvang van coronapatiënten en het in dat licht niet wenselijk werd geacht klager op korte termijn in het ziekenhuis te onderzoeken. De maatregel tot separatie werd noodzakelijk geacht om in een gecontroleerde setting te kunnen onderzoeken of klager middelen in zijn lichaam had verborgen. Er kon volgens het hoofd van de instelling niet met een minder ingrijpende maatregel als kamerafzondering worden volstaan, omdat cameratoezicht noodzakelijk was om te onderzoeken of klager contrabande in zijn lichaamsholten had verstopt en hij zonder cameratoezicht contrabande vanuit zijn ontlasting zou kunnen wegmaken of opnieuw in zijn lichaam kunnen verbergen. Bovendien was cameratoezicht noodzakelijk om de gezondheid van klager te monitoren ingeval hij daadwerkelijk contrabande in zijn lichaam zou hebben verborgen en om een goede risico-inschatting te maken voor het benaderen van klager door de staf, nu het een voor klager stressvolle situatie betrof.   

Tegen de hiervoor geschetste achtergrond en onder voormelde omstandigheden acht de beroepscommissie de beslissing tot oplegging van de separatiemaatregel niet onredelijk of onbillijk. Signalen met betrekking tot gebruik van of handel in drugs binnen de instelling moeten serieus worden genomen, nu dit een groot gevaar voor de orde en veiligheid binnen de instelling oplevert. Bovendien was mogelijk sprake van een gezondheidsrisico voor klager zelf en is voldoende aannemelijk dat in dit geval niet met een minder ingrijpende maatregel kon worden volstaan. Met betrekking tot de duur van de separatiemaatregel – de maatregel is op 24 maart 2020 beëindigd – overweegt de beroepscommissie dat klager aanvankelijk niet wilde eten en drinken en als gevolg daarvan geen ontlasting produceerde. Op 21 maart 2020 heeft klager een kleine hoeveelheid ontlasting geproduceerd, waarin geen contrabande werd aangetroffen. Vanwege de kleine hoeveelheid kon niet worden vastgesteld dat er geen middelen meer in het lichaam van klager aanwezig konden zijn. Nadat klager op 24 maart 2020 een normale hoeveelheid ontlasting had geproduceerd en daarin geen contrabande werd aangetroffen, is de separatiemaatregel beëindigd. De maatregel heeft naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet onredelijk lang geduurd.       

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van het hoofd van de instelling niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 10 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven