Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8261/GM, 7 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8261/GM

              

Betreft [Klager]

Datum 7 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij zijn pijnmedicatie meerdere keren niet heeft ontvangen en dat er geen actie is ondernomen toen hij was flauwgevallen.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De medisch adviseur gelooft klager. Daar is klager blij mee. Er is gezegd door de inrichting dat er een MIP-melding (melding incidenten patiëntenzorg) is gemaakt, maar daar is niets over terug te vinden.

Het verstrekken van de medicatie is meerdere keren fout gegaan. Klager ondervond daar, zowel lichamelijk als geestelijk, last van. Klager kreeg enkele dagen te weinig of soms helemaal geen medicatie. Hij heeft hierdoor nauwelijks vertrouwen in de medische dienst.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Het Hoofd Zorg laat weten dat de inrichtingsarts geen aanvullende informatie heeft anders dan wat in het medisch dossier is vermeld.

 

3. De beoordeling

Ontvangst pijnstillers

Klager klaagt erover dat hij zijn voorgeschreven pijnmedicatie – oxycodon en naproxen – niet heeft ontvangen op 1 juli 2020, 25 juli 2020 en 1 augustus 2020. Volgens het medicatieoverzicht zou klager in ieder geval tot en met 20 augustus 2020 naproxen moeten krijgen en tot en met 22 augustus 2020 oxycodon. Uit het medisch dossier volgt dat de medicatie niet aan klager is uitgereikt, terwijl hiervoor geen geldige reden bestond. Ondanks dat er meteen actie is ondernomen door de verpleegkundige op 27 juli 2020 door het doen van navraag bij de apotheek over (de levering van) klagers medicatie, moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €25,-.

 

Flauwvallen

Klager klaagt erover dat hij, nadat hij was flauwgevallen, wel is gezien door de medische dienst, maar dat er verder geen actie is ondernomen. In het medisch dossier staat dat klager op maandag 20 juli 2020 is gezien door de inrichtingsarts. Klager is in dat weekend vóór die maandag flauwgevallen. Uit het medisch dossier blijkt dat klagers bloeddruk, hartslag, bewustzijnstoestand en de zuurstof in zijn bloed is gemeten. Er is dus wel actie ondernomen naar aanleiding van het flauwvallen van klager. Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts dan ook niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het niet verstrekken van medicatie gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de klacht over flauwvallen ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 7 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven