Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7981/GM, 7 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7981/GM

    

           

Betreft [Klager]

Datum 7 juni 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen door of namens de inrichtingsarts/psycholoog van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de psycholoog klagers gedrag onjuist heeft beoordeeld en heeft gezegd dat klager psychotisch was.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. D.M. Penn en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wordt ten onrechte als psychotisch bestempeld. Klager heeft het personeel niet bedreigd. Ook is hij geen gevaar voor anderen geweest. Het is een ernstige beschuldiging van de psycholoog dat klager als gevaarlijk wordt gezien. Klager werd door een medegedetineerde bedreigd, terwijl hij rustig zat te lezen. Klager is in de isoleercel geplaatst met toepassing van cameratoezicht.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

De verpleegkundig specialist GGZ heeft op 1 augustus 2020 een gesprek met klager gehad ter beoordeling van het toestandsbeeld van klager en het actuele gevaar. Klager had daarvoor aangegeven vrijwillig naar de afzonderingscel te willen gaan, omdat hij angstig was. Er lag bij klager gebroken glas op de grond. Klager zei dat het een ongelukje was. In het gesprek kwam klager angstig over en daarbij kreeg de verpleegkundige de indruk dat klager achterdochtig was, mogelijk in het kader van psychotische ontregeling. Klager ontkende desgevraagd dat hij drugs gebruikt had. Klager zei tijdens het gesprek dat hij toch niet naar een afzonderingscel wilde, maar naar een gewone cel. Aangezien het risico op zelfbeschadigend of suïcidaal gedrag niet goed was in te schatten, is aan de directeur geadviseerd om klager toch in een isoleercel, onder cameraobservatie, te plaatsen.

Het is dus niet zo dat er zorgen waren over agressie van klager naar derden. Toen klager vervolgens niet mee wilde werken met zijn overplaatsing, is het Intern Bijstandsteam ingeschakeld. In de week die daarop volgde is door de psycholoog vastgesteld dat er geen sprake was van een psychose bij klager.

 

 

3. De beoordeling

Klager klaagt erover dat hij door de psycholoog ten onrechte als psychotisch wordt bestempeld. Uit het dossier volgt dat klager is gesproken door een verpleegkundig specialist GGZ en dus niet door een psycholoog. De beroepscommissie zal de klacht verbeterd lezen.

Op klagers cel lag gebroken glas. Klager was vóór en tijdens het gesprek met de verpleegkundig specialist angstig en de verpleegkundig specialist kreeg de indruk dat klager achterdochtig was, omdat hij schichtig om zich heen keek. Dit werd mogelijk veroorzaakt in het kader van psychotische ontregeling. Klager had zelf tijdens het gesprek ook aangegeven dat hij vrijwillig naar een afzonderingscel wilde, omdat hij angstig was.

In de reactie op het beroepschrift wordt niet gesteld dat klager psychotisch was, maar dat klager mogelijk psychotisch was. Gelet op klagers toestandsbeeld en de overige relevante omstandigheden, was het redelijk om de directeur te adviseren om klager in een afzonderingscel te plaatsen, met toepassing van cameratoezicht. Dat achteraf is gebleken dat klager niet psychotisch was, doet aan het voorgaande geen afbreuk. Immers, de omstandigheden die tijdens het gesprek bekend waren, waren voldoende voor het uitbrengen van het bestreden advies.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 7 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven