Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5325/GA, 13 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:13-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/5325/GA

              

Betreft [Klager]

Datum 13 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de vermissing van zijn koffer met persoonlijke bezittingen.

De beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft op 15 november 2019 het beklag ongegrond verklaard (ZB-2019-241). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. N. Hendriksen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Zuyder Bos (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

Op 26 november 2020 heeft de beroepscommissie de directeur van het Detentiecentrum (DC) Schiphol verzocht om nadere inlichtingen, die op 14 december 2020 zijn ontvangen. Een kopie van deze nadere inlichtingen is op 11 januari 2021 aan klagers raadsman en de directeur van de locatie Zuyder Bos toegezonden. Zowel klagers raadsman als de directeur van de locatie Zuyder Bos hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid op de nadere inlichtingen van de directeur van het DC Schiphol te reageren.

Op 25 augustus 2021 heeft de beroepscommissie de directeur van het DC Schiphol per brief gevraagd om zijn standpunt ten aanzien van het beroep kenbaar te maken. In dat verband is het onderhavige dossier aan de directeur toegezonden. De beroepscommissie heeft op 1 september 2021 een reactie ontvangen, waarin de directeur kenbaar maakt geen aanvullingen te hebben op de eerder toegezonden nadere inlichtingen. De reactie van de directeur van het DC Schiphol is aan partijen toegezonden.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Blijkens de documentatie is de koffer van klager ingekomen in het detentiewezen en binnen het detentiewezen verloren gegaan. Het kan niet zo zijn dat wanneer persoonlijke bezittingen van een gedetineerde door toedoen van een penitentiaire inrichting (PI) verloren gaan, dit voor rekening van de gedetineerde komt. De koffer dient te worden teruggevonden en aan klager te worden geretourneerd, dan wel dient klager gecompenseerd te worden voor de schade die hij door het kwijtraken van zijn persoonlijke bezittingen heeft geleden. Verzocht wordt de beslissing van de beklagrechter te vernietigen en klager te compenseren.

Standpunt van de directeur van de locatie Zuyder Bos

De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft in beroep geen aanvullingen en blijft bij zijn eerder ingenomen standpunt.
 

3. De beoordeling

Klager stelt dat tijdens of na zijn overplaatsing vanuit het DC Schiphol zijn koffer met daarin zijn persoonlijke bezittingen is zoekgeraakt. Het betreft een grijze koffer met daarin kleding, schoenen, zeep en een kunstgebit.

Uit de stukken blijkt dat klager vanuit het DC Schiphol naar de PI Veenhuizen, daarna naar de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard en vervolgens naar de PI Ter Apel is overgeplaatst. Het DC Schiphol heeft klagers koffer naar de locatie Zuyder Bos gestuurd, maar bij de locatie Zuyder Bos is enkel de toilettas van klager aangekomen. De koffer van klager is niet aangekomen bij de locatie Zuyder Bos. Volgens de chauffeur van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) is een koffer zonder label mogelijk in Soesterberg terechtgekomen. Door de directeur van de locatie Zuyder Bos is navraag gedaan bij het DC Zeist, gelegen te Soesterberg. Dat heeft niets opgeleverd, klagers bezittingen zijn in het DC Zeist niet aangetroffen.

Uit de inlichtingen van de directeur van het DC Schiphol volgt dat bij de nalevering klaarblijkelijk iets is fout gegaan, waardoor klager nu een koffer mist. Het DC Schiphol is op 7 augustus 2019 benaderd door de juridisch medewerker van de PI Ter Apel, met het verzoek nogmaals te zoeken naar deze koffer. In de opslag van DC Schiphol is een koffer gevonden, maar vergelijking van de gegevens leidde tot de conclusie dat dit niet de koffer van klager kon zijn. De afmetingen klopten niet en klager had ook specifieke informatie gegeven over de inhoud, aldus de directeur van het DC Schiphol.

Uit de Circulaire vrachtvervoer en aansprakelijkheid bij schade van 31 oktober 2014 (578934) volgt dat de verzendende inrichting – het DC Schiphol – aansprakelijk is voor de vracht en dat deze verantwoordelijkheid na het tekenen voor ontvangst van die vracht door de ontvangende inrichting – de locatie Zuyder Bos – op deze inrichting overgaat. Nu de locatie Zuyder Bos niet voor de ontvangst van klagers koffer heeft getekend, is de verantwoordelijkheid voor klagers spullen niet van de directeur van het DC Schiphol op de directeur van de locatie Zuyder Bos overgegaan. Klager had derhalve zijn klaagschrift moeten indienen bij de commissie van toezicht bij het DC Schiphol. Het beklag had in het kader van de voor de beklagrechter geldende doorzendplicht ter behandeling moeten worden doorgezonden naar de beklagcommissie bij het DC Schiphol.

Om proceseconomische redenen – gelegen in het ruime tijdsverloop en gelet op het verweer en de inlichtingen zoals de directeur van het DC Schiphol in deze procedure reeds heeft verstrekt – zal de beroepscommissie het beklag niet verwijzen naar de beklagcommissie bij het DC Schiphol maar het beklag als enige en hoogste instantie zelf afdoen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is voldoende aannemelijk geworden dat een koffer van klager vanuit het DC Schiphol is opgestuurd naar de locatie Zuyder Bos, maar dat zijn koffer is zoekgeraakt. Dat maakt dat de directeur van het DC Schiphol verantwoordelijk moet worden gehouden voor die vermissing. Derhalve dient het beklag gegrond te worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe voor het geleden ongemak. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €50,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 

Deze uitspraak is op 13 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven