Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8486/GB, 12 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8486/GB

             

Betreft [Klager]

Datum 12 mei 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht.

Klagers raadsman, mr. A.M.J. Joris, heeft op 9 november 2020 namens klager beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering om op dit verzoek te beslissen.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft op 28 september 2020 een verzoek tot overplaatsing naar het HVB van de PI Dordrecht ingediend. Ingevolge de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft klager het recht om binnen zes weken een reactie te krijgen op zijn verzoek tot (over)plaatsing. Indien dit niet gebeurt, staat er voor hem beroep open. Nu op klagers ingediende verzoek geen reactie vanuit verweerder is gekomen, is de termijn verstreken.

Klager heeft een groot belang bij een spoedige beslissing op zijn verzoek, nu het goede contact met zijn familie onder druk staat. De familie van klager woont namelijk in de omgeving van Roosendaal en is zodoende vooralsnog niet in staat geweest om naar klager af te reizen. Het reizen van en naar Roermond (de beroepscommissie begrijpt: Sittard) kost namelijk veel tijd en geld. Het recht op familieleven ingevolge artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is derhalve in het geding. De persoonlijke contacten van klager lijden erg onder de detentie. Klager vreest dat zijn relaties aan een zijden draadje komen te hangen, indien geen spoedige beslissing wordt genomen door verweerder. Voorts schrijft artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden voor dat de eerste plaatsing van een voorlopig gehechte gedetineerde, die in afwachting is van berechting in eerste aanleg, geschiedt in een HVB bij voorkeur gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging. In onderhavige geval is de PI Dordrecht de aangewezen inrichting in het arrondissement Zeeland-West-Brabant.

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen om alsnog een beslissing te nemen en klager een financiële compensatie toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek tot overplaatsing is op 28 september 2020 ontvangen. Op 15 oktober 2020 is er in dit kader een selectieadvies door de inrichting ingestuurd. Op 27 november 2020 is beslist klager te selecteren voor de PI Dordrecht. Er is inderdaad sprake van een overschrijding van de beslistermijn met een periode van bijna drie weken. Verweerder begrijpt dat dit vervelend is geweest voor klager, maar de wet verbindt geen consequenties aan een overschrijding van deze termijn. Verweerder ziet daarom geen reden om klager hiervoor te compenseren.

Klagers gevangenisstraf is op 8 december 2020 geëxecuteerd. Om deze reden en het feit dat er reeds een beslissing was genomen die aansloot bij klagers voorkeur, is het belang dat klager bij onderhavig beroep heeft komen te vervallen.

3. De beoordeling

Hoewel inmiddels op klagers verzoek is beslist (en klager bovendien reeds in vrijheid is gesteld), zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk beoordelen, omdat namens klager is verzocht hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Op grond van artikel 18, derde lid, in samenhang met artikel 17, vierde lid, van de Pbw stelt verweerder de indiener van een met redenen omkleed verzoekschrift strekkende tot – voor zover hier van belang – plaatsing in dan wel overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling, binnen zes weken op de hoogte van zijn met redenen omklede beslissing. Nu klagers verzoek op 28 september 2020 is ingediend en verweerder op 27 november 2020 een beslissing op het verzoek heeft genomen, is de voorgenoemde termijn overschreden. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.

Nu inmiddels op het verzoek is beslist, zal verweerder niet worden opgedragen alsnog een beslissing te nemen op klagers verzoek. De beroepscommissie ziet ook geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daartoe overweegt zij als volgt.

Hoewel het wenselijk is dat verweerder zo spoedig mogelijk op een verzoek beslist, verbindt de wet geen gevolgen aan het niet-tijdig nemen van een beslissing door verweerder. Voor een tegemoetkoming wegens niet-tijdig beslissen, ziet de beroepscommissie slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding (zie bijvoorbeeld RSJ 18 december 2018, R 18/1683/GB). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 12 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven