Nummer R-19/5195/GA
Betreft [Klager]
Datum 4 mei 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de vermissing van een deel van zijn strafdossier en vier ordners.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 16 oktober 2019 het beklag ongegrond verklaard (AE 2019/729). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Alphen in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
Namens de beroepscommissie is op 17 september 2020 bij de directeur nadere informatie opgevraagd. De reactie van de directeur is op 24 september 2020 bij het secretariaat van de Raad binnengekomen en is ter kennisgeving aan klager toegezonden.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager mocht zijn dossier en eigendommen niet meenemen bij zijn overplaatsing naar het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) te Scheveningen. Klagers advocate heeft getracht klagers dossier (compleet) bij de inrichting op te halen. De inrichting heeft haar een dichtgeplakte doos meegegeven. Nadat klager de doos via zijn advocate had ontvangen, zag hij direct dat de inhoud van de doos niet compleet was. Toen klager op 20 juni 2019 zijn spullen moest afgeven bij de Binnenkomst Afdeling Delinquenten (het BAD), zaten zijn dossier en ordners in twee blauwe vuilniszakken, die klager zelf had dichtgeknoopt. De medewerkers van het BAD hebben dit blijkbaar vervolgens in een doos gedaan. Klager vindt dit niet correct. Daarbij was het dossier, dat in de doos zat, deels uit elkaar gehaald. Klagers advocate had de doos niet opengemaakt, nu zij namelijk ook niet wist wat klager had afgegeven. Toen klager constateerde dat zijn dossier niet compleet was, heeft hij een medewerker van het JCvSZ Scheveningen gevraagd contact op te nemen met het BAD van de PI Alphen. Dit is ook gedaan en klager is verteld dat een medewerker van de PI Alphen had aangegeven dat er één vuilniszak in een doos was gedaan en dat de andere vuilniszak kwijt was geraakt en dat ze hiernaar gingen zoeken. Ook werd klager verteld dat zijn rijbewijs, sleutels en bankpasjes nog in de PI Alphen lagen en dat die ook opgehaald konden worden. Het rijbewijs is uiteindelijk naar klager opgestuurd. Klagers sleutels en bankpasjes ontbreken echter nog steeds. Nu klager niet over zijn complete dossier en ordners met aantekeningen kon beschikken, is de behandeling van zijn strafzaak uitgesteld. Klager is hierdoor gedupeerd.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft – anders dan de reactie op de door de beroepscommissie opgevraagde informatie - geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.
3. De beoordeling
Ten aanzien van hetgeen door klager is aangevoerd over zijn rijbewijs, sleutels en bankpasjes, merkt de beroepscommissie op dat dit buiten de reikwijdte van het beklag valt. De beroepscommissie zal dit daarom buiten beschouwing laten.
Klager was tijdelijk overgeplaatst naar het JCvSZ Scheveningen. Uit de stukken volgt dat klager, wegens voornoemde tijdelijke overplaatsing, zijn strafdossier en bijbehorende ordners in een grote blauwe vuilniszak - klager spreekt daarbij in beroep overigens over twee blauwe vuilniszakken - had gedaan en deze bij het BAD van de PI Alphen had afgegeven. Toen klagers advocate zijn dossier en ordners kwam ophalen bij de inrichting, zaten deze niet meer in een vuilniszak, maar in een dichte doos. De advocate heeft de doos ongeopend aan klager gegeven. Het dossier zou vervolgens niet meer compleet zijn en de vier ordners met aantekeningen waren ook verdwenen.
De beroepscommissie heeft bij de directeur nagevraagd of er een uitvoerformulier voorhanden is ten aanzien van de goederen in kwestie. De directeur heeft te kennen gegeven dat dit niet het geval is. Uit het formulier ‘In- en uitvoer bijzonderheden’ blijkt dat op 22 juli 2019 door een medewerker is genoteerd dat alle ‘bagage’ is opgehaald door klagers advocate en dat op 23 juli 2019 namens klager de advocate contact heeft opgenomen met de inrichting vanwege het ontbreken van een map en diverse papieren. De inrichting heeft toen gekeken of er nog delen van klagers dossier zijn achtergebleven, hetgeen niet het geval was. Uit de dienstrapportage volgt voorts dat klagers advocate op 30 juli 2019 wederom contact heeft opgenomen met de inrichting. De advocate is toen meegedeeld dat op het BAD en op klagers afdeling niks meer lag en dat alles was opgestuurd.
Door de inrichting is geen administratie bijgehouden van wat er bij het BAD is afgegeven door klager en wat er vanuit de vuilniszak(ken) is omgepakt in de doos, die vervolgens afgesloten aan de advocate is meegegeven. Gelet op al het voorgaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat in dit geval voldoende aannemelijk is geworden dat een deel van klagers strafdossier en ordners vermist is geraakt en dat dit onder deze omstandigheden door toedoen van de inrichting onder de verantwoordelijkheid van de directeur valt. De beroepscommissie zal derhalve het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal klager daarbij een tegemoetkoming toekennen van €10,-, wegens het door hem ondervonden ongemak.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-.
Deze uitspraak is op 4 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter