Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/16941/TB, 3 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/16941/TB

    

          

Betreft [klager]

Datum 3 mei 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 31 december 2020 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig genomen, omdat door verweerder alleen is gekeken naar het oordeel van FPC Dr. S. van Mesdag. Er is geen rekening gehouden met de volgende omstandigheden. In afwachting van de procedure tegen de Staat wordt hem in die kliniek onvoldoende lichamelijk en psychische zorg geboden. Onjuist is dat hij hangende die procedure niet aan behandeling wenst mee te werken. In Veldzicht zou zijn motivatie anders zijn omdat hij daar wel beter lichamelijk en psychisch zou worden ondersteund.

Verder is zijn netwerk dichterbij Veldzicht woonachtig en zou hem daar vaker kunnen bezoeken.

 

Standpunt van verweerder

De beslissing is op goede gronden genomen nu er geen behandelinhoudelijke argumenten voor overplaatsing zijn. Volgens FPC Dr. S. van Mesdag is sprake van een moeilijk traject, maar kan er absoluut niet worden gesproken van een vastgelopen traject of een impasse. Klager wenst zelf (nog) niet mee te werken aan daadwerkelijk delictgerelateerde behandeling, met name omdat hij het pertinent niet eens is met de omzetting van zijn straf naar tbs met verpleging van overheidswege. Bovendien is hij een procedure gestart tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning en het opgelegde reisverbod. De rechtbank Den Haag heeft op 5 januari 2021 het tegen laatstgenoemde beslissing ingestelde beroep ongegrond verklaard.

FPC Dr. S. van Mesdag ziet, anders dan klager, nog voldoende mogelijkheden om tot samenwerking te komen en tot vooruitgang in klagers behandeling te komen. De kliniek verwacht niet dat de zich thans voordoende dynamiek in een andere kliniek anders zal zijn.

Klager heeft zijn stelling dat hij niet naar behoren lichamelijk en psychisch wordt behandeld niet concreet gemaakt. Deze stelling kan los daarvan niet in dit beroep worden beoordeeld. Het staat klager vrij zijn klacht ter beoordeling in te dienen bij de beklagcommissie van de kliniek.

Voor zover bekend woont klagers familie niet in Nederland maar in het land van herkomst. Klagers netwerk in Nederland woont grotendeels in de regio Rotterdam, maar lijkt geen steunend netwerk met sterke binding te zijn. Uit contact met deze netwerkleden blijkt namelijk dat het meer losse contacten of oppervlakkige kennissen zijn.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Klager is volgens het door verweerder gevoerde beleid vanwege zijn vreemdelingenstatus op 17 juli 2019 geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag. Op 5 september 2019 heeft klager verzocht om overplaatsing naar FPC De Kijvelanden, welk verzoek op 14 oktober 2019 is afgewezen. Bij RSJ 17 juli 2020, R-19/5021/TB is het daartegen ingediende beroep ongegrond verklaard. Klager heeft op 27 november 2020 vervolgens verzocht om overplaatsing naar CTP Veldzicht, waar tbs-gestelden zonder rechtmatig verblijf in Nederland eveneens in geplaatst kunnen worden.

Bij een verzoek om overplaatsing wordt gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is. Verweerder heeft daarom op juiste grond daarover inlichtingen ingewonnen bij FPC Dr. S. van Mesdag. Uit die inlichtingen komt naar voren dat klager hangende de procedure over zijn verblijfsstatus daadwerkelijk delictgerelateerde behandeling zelf afhoudt, terwijl door het behandelteam een duidelijke indicatie en noodzaak voor een zodanige behandeling wordt gezien. Ondanks dat er nog geen sprake is van overeenstemming over behandeling, dat bij klager probleembesef/- inzicht ontbreekt en dat het traject moeizaam is, ziet het FPC nog voldoende mogelijkheden om middels motivering tot samenwerking te komen dan wel via andere interventies (bijvoorbeeld medicamenteus) vooruitgang in klagers traject te boeken. Afhankelijk van de uitkomst van de procedure over klagers verblijfsstatus, zal het traject zich richten op terugkeer naar Irak dan wel op resocialisatie in Nederland. In beide gevallen moet klager in ieder geval eerst delictgerelateerde behandeling volgen. Er wordt niet verwacht dat de dynamiek die zich hieromtrent voordoet in FPC Dr. S. van Mesdag in een andere kliniek anders zal zijn.

Uit contact met klagers netwerkleden in Nederland blijkt dat het gaat om meer oppervlakkige kennissen die klager bijvoorbeeld heeft ontmoet in de Koerdische winkel of met wie hij daar heeft gesproken.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder in het licht van deze inlichtingen in redelijkheid klagers verzoek om overplaatsing naar CTP Veldzicht kunnen afwijzen.

Klager heeft nog gesteld dat hij in CTP Veldzicht meer lichamelijke en psychische ondersteuning zal krijgen dan in FPC Dr. S. van Mesdag en dit zijn behandelmotivatie ten goede zal komen. Deze stelling is niet onderbouwd en is niet zonder meer aannemelijk te achten.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 3 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. T.B. Trotman, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven