Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20976/SGA, 22 april 2021, schorsing
Uitspraakdatum:22-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20976/SGA

    

           

Betreft [Verzoeker]

Datum 22 april 2021

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

Verzoeker vraagt schorsing van (verdere) tenuitvoerlegging van – kort gezegd – de corona lockdownmaatregelen (de voorzitter begrijpt: de ordemaatregel van insluiting in de eigen cel, ingaande op 13 april 2021).

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (beklagkenmerk nog onbekend).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Verzoeker heeft aangevoerd dat hij door de coronamaatregelen niet mag luchten en niet mag douchen. Verzoeker stelt daarnaast dat alle gedetineerden zaterdag zijn getest, op zondag gezamenlijke recreatie heeft plaatsgevonden en dat op maandag de lockdown is ingegaan, omdat er positieve coronatestuitslagen waren. Volgens verzoeker is dit een fout van de directie en had iedereen afgezonderd moeten worden, totdat de uitslagen van de coronatesten bekend zijn. Voorts is aangevoerd dat de directie weigert de uitslagen van de coronatesten uit te reiken. Tot slot beklaagt verzoeker zich over de omstandigheid dat medewerkers van andere afdelingen geen mondkapjes dragen en zich niet aan de coronaregels houden. Verzoeker stelt dat hij, via zijn raadsman, om die reden aangifte zal doen tegen de directeur van de PI Sittard.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur volgt dat op 13 april 2021 – zo begrijpt de voorzitter – de ordemaatregel van insluiting in eigen cel is opgelegd, in verband met een besmetting met het coronavirus binnen de PI Sittard. Na vijf dagen werden volgens de directeur alle gedetineerden getest. Uit de testuitslag bleek dat nog een gedetineerde positief getest is op het coronavirus. Voor de veiligheid en gezondheid van alle gedetineerden is volgens de directeur iedereen opnieuw in quarantaine geplaatst in afwachting van een nieuwe testronde. Volgens de directeur hebben gedetineerden dagelijks een luchtmoment van 30 minuten of een belmoment op de afdeling. Voor de beperking in de recht-activiteiten, zoals luchten en recreatie, ontvangen de gedetineerden eenmalig €10,- en wordt hen daarnaast gedurende de ordemaatregel dagelijks een versnapering aangeboden.

Verder voert de directeur aan dat individuele berichtgeving over testuitslagen niet mogelijk is, omdat een Excel bestand wordt aangeleverd aan de inrichting.

Volgens de directeur is de opgelegde ordemaatregel noodzakelijk in het belang van de veiligheid en de gezondheid van het personeel en de gedetineerden. Er wordt volgens de directeur aangesloten bij de landelijke richtlijnen en de adviezen van het RIVM. Ook is er voortdurend contact met de GGD, aldus de directeur.

 

De voorzitter overweegt als volgt.

 

Luchten en douchen

Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat het recht op luchten, als bedoeld in artikel 49, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), zo fundamenteel is dat het in beginsel als een onvervreemdbaar recht voor gedetineerden wordt aangemerkt. De directeur dient extra inspanningen te verrichten om gedetineerden niet te beperken in dit recht. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag het voorkomen dat een gedetineerde niet in de gelegenheid kan worden gesteld om te luchten. Ook bij zeer ernstige calamiteiten dient de inrichting in beginsel extra inspanningen te verrichten om een passende compensatie te kunnen bieden. De voorzitter constateert dat gedurende de ordemaatregel niet wordt voldaan aan het wettelijk recht de gedetineerde in de gelegenheid te stellen dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven. Echter, voorgaande hoeft naar het oordeel van de voorzitter niet op voorhand tot toewijzing van het verzoek te leiden nu onder de huidige uitzonderlijke omstandigheden alleen een programma met 30 minuten per dag kan worden geboden en de directeur de gedetineerden daarnaast een dagelijkse compensatie biedt (vergelijk RSJ 30 december 2020, 21/16742/SGA). Verder overweegt de voorzitter dat, hoewel zij begrijpt dat het vervelend is om niet te kunnen douchen, op voorhand niet gebleken is dat verzoekers rechten op grond van de Pbw worden geschonden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan de bestreden beslissing daarom niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Uit de stukken voldoende is gebleken dat de opgelegde ordemaatregel op dit moment noodzakelijk is. Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen.

 

Afzondering in afwachting van testuitslagen

De beslissing van de directeur om verzoeker en zijn medegedetineerden op maandag in plaats van zaterdag in afzondering te plaatsen ligt in het verleden, zodat een toewijzing van het verzoek om die reden niet tot de door verzoeker gewenste situatie kan leiden. Nu verzoeker geen belang heeft bij een toewijzing, zal de voorzitter het verzoek in zoverre afwijzen.

 

Naleving coronaregels door personeel

Verzoeker heeft evenzeer geen belang bij een toewijzing van het verzoek tot naleving van de coronaregels door het personeel, omdat dat niet kan leiden tot het beoogde resultaat, namelijk de naleving van de coronaregels door het personeel. De voorzitter is niet bevoegd om de directeur op te dragen een nieuwe beslissing te nemen of om te bepalen dat deze uitspraak daarvoor in de plaats treedt (zoals bedoeld in artikel 68, derde lid, onder a. en b., van de Penitentiaire beginselenwet). Nu verzoeker geen belang heeft bij een toewijzing, zal de voorzitter het verzoek in zoverre afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 22 april 2021 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven