Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8613/GB, 4 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-20/8613/GB

    

           

Betreft [Klager]

Datum 4 mei 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager], geboren op […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard vanuit de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hartelborgt te Spijkenisse.

Klagers raadsman, mr. A.M.J. Joris, heeft op 23 november 2020 namens klager beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering van de selectiefunctionaris (hierna: verweerder) om op dit verzoek te beslissen.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft op 9 oktober 2020 een verzoek tot plaatsing in de PI Sittard vanuit de RJJI De Hartelborgt ingediend. Ingevolge de Penitentiaire beginselenwet heeft klager het recht om binnen zes weken een reactie te krijgen op zijn verzoek tot (over)plaatsing. Indien dit niet gebeurt, staat er voor hem beroep open. Nu op klagers ingediende verzoek geen reactie vanuit verweerder is gekomen, is de termijn verstreken.

Klager heeft een groot belang bij een spoedige beslissing op zijn verzoek, nu het goede contact met zijn familie onder druk staat. De familie van klager is vooralsnog niet in staat geweest om naar klager af te reizen. Het reizen van en naar Spijkenisse kost veel tijd en geld. Het recht op familieleven ingevolge artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is derhalve in het geding. De persoonlijke contacten van klager lijden erg onder de detentie. Klager vreest dat zijn relaties aan een zijden draadje komen te hangen, indien geen spoedige beslissing wordt genomen door verweerder.

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen om alsnog een beslissing te nemen en klager een financiële compensatie toe te kennen.

 

Standpunt van verweerder

Op 1 december 2020 is het verzoek van klager gemotiveerd afgewezen. Nu er inmiddels een beslissing is genomen ten aanzien van klagers verzoek, is het belang dat klager bij onderhavig beroep heeft komen te vervallen. Indien klager het niet eens is met de beslissing van 1 december 2020, dan staat daartegen een aparte rechtsgang open.

 

3. De beoordeling

Hoewel inmiddels op klagers verzoek is beslist (en klager tegen die beslissing apart bezwaar en beroep heeft kunnen instellen), zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk beoordelen, omdat namens klager is verzocht hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Hoewel klager ten tijde van het ingediende verzoek inmiddels de meerderjarigheidsgrens had bereikt, is de beroepscommissie het met verweerder eens dat dit geen consequenties heeft voor de tenuitvoerlegging van de aan klager opgelegde jeugddetentie (vergelijk RSJ 24 februari 2020, R-20/5949/GB). Verweerder heeft derhalve het verzoek terecht opgevat als een verzoek op grond van artikel 19, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj).

Op grond van artikel 18, vierde lid, in verbinding met artikel 19, derde lid, van de Bjj stelt verweerder de indiener van een met redenen omkleed verzoekschrift strekkende tot – voor zover hier van belang – plaatsing in dan wel overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling, binnen zes weken op de hoogte van zijn met redenen omklede beslissing. Nu klagers verzoek op 9 oktober 2020 is ingediend en verweerder op 1 december 2020 een beslissing op het verzoek heeft genomen, is de voorgenoemde termijn overschreden. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.

Nu inmiddels op het verzoek is beslist, zal verweerder niet worden opgedragen alsnog een beslissing te nemen op klagers verzoek. De beroepscommissie ziet ook geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daartoe overweegt zij als volgt.

Hoewel het wenselijk is dat verweerder zo spoedig mogelijk op een verzoek beslist, verbindt de wet geen gevolgen aan het niet-tijdig nemen van een beslissing door verweerder. Daarbij komt dat klagers verzoek uiteindelijk is afgewezen. Voor een tegemoetkoming wegens niet-tijdig beslissen, ziet de beroepscommissie slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding (zie bijvoorbeeld RSJ 18 december 2018, R 18/1683/GB). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 4 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. P. de Bruin en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven