Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6081/GM, 29 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:29-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6081/GM

   

           

Betreft [Klager]

Datum 29 april 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsman, mr. B.J. de Pree, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat aan hem de nodige zorg is onthouden in verband met zijn beenprothese, de behandeling van zijn hernia en zijn gevoelloze ellebooggewricht.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman en L. van Zoelen, hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de (digitale) zitting van 23 maart 2021. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De reden dat klager niet kan worden gehoord ter zitting, is omdat hij onlangs is getroffen door een zware hersenbloeding. In overleg met de raadsman is besloten dat hij niet ter zitting zal worden gehoord.

Klager klaagt specifiek over de periode van vóór 16 juni 2019. Klager heeft lang moeten wachten op een nieuwe beenprothese, waardoor de oude beenprothese heeft gezorgd voor een zware ontsteking aan de stomp van klagers been. Als reactie op het beroepschrift wordt gesteld dat klager te lang heeft doorgelopen op zijn oude beenprothese en dat om die reden de klachten zijn ontstaan. Dat is de omgekeerde wereld. Klager werd niet tijdig geholpen en om die reden heeft hij lange tijd op zijn oude beenprothese moeten lopen. Voordat klager vervolgens een nieuwe beenprothese heeft gekregen, moest eerst de ontsteking genezen.

Vanwege klachten aan zijn rug, heeft er in april 2019 een MRI-scan plaatsgevonden. Hieruit is gebleken dat klager een hernia heeft. Hij heeft daar veel klachten van ondervonden. Ondanks dat, kreeg hij onvoldoende pijnstilling en moest hij drie maanden wachten op een afspraak bij een specialist. Door de PI wordt gezegd dat er sprake is van een bijzondere en ongewone casus. Dat is niet het geval. Er had veel sneller gehandeld moeten worden.

Klager heeft ook een tijd lang een gevoelloze elleboog gehad. Dit is mogelijk veroorzaakt door de ziekte van Lyme. Dit is evenwel een grijs gebied. Hoewel het onduidelijk is wat precies de oorzaak is van zijn klachten aan zijn elleboog, is klager hierin geen enkel moment serieus genomen. Hij heeft daar geen medicatie voor gekregen en hij is ook niet doorgestuurd naar een specialist.

Over het algemeen kan gezegd worden dat de medische dienst tekort is geschoten in de behandeling van klagers klachten. Hij is in de eerste week van zijn verblijf in de PI Lelystad aan zijn lot overgelaten. Eén medewerker van de PI heeft opgemerkt dat klager klachten ervoer. Deze medewerker heeft klager warm water gebracht. Klager wil vooral erkenning. Hoewel in de reactie vanuit de PI wel enigszins een mate van schulderkenning naar voren komt, wordt er niet gezegd dat zij de verantwoordelijkheid hebben genomen en praten zij het toch weer goed wat er is gebeurd.

Het heeft erg lang geduurd voordat klager een reactie heeft gekregen op zijn klacht. Op 16 juni 2019 heeft hij zijn klacht ingediend, maar pas op 29 januari 2020 is daar een reactie opgekomen.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Bij binnenkomst is klager onder de aandacht van de medische dienst gekomen. Dit in verband met het vervangen van zijn prothese en de daarmee samenhangende klachten. Er zijn een paar dingen niet goed gegaan, zoals het invoeren en vervangen van de prothese, het opvragen van de informatie bij de vorige prothesemaker en het uitzoeken van de mogelijkheid tot vervanging binnen het vademecum. Een en ander is niet zo gelopen als klager wenst en dat is begrijpelijk. Wel is in de tussentijd veel met klager gesproken.

Vervolgens is al het mogelijke gedaan en heeft klager een nieuwe prothese aangemeten gekregen. Deze was hard en stroef bij het aantrekken. Bij het inlopen heeft klager te veel en te lang op de prothese gelopen, waardoor blaarvorming is ontstaan. Op 30 juni 2019 geeft klager aan dat hij geregeld stompinfecties heeft.

Ook klaagt klager over de hernia in zijn rug. De pijnklachten zijn mede ontstaan door het hinkelen en het veel op één been lopen. De klachten van de hernia zijn wel serieus genomen. Herstel hiervan heeft tijd nodig.

De gevoelloosheid in zijn elleboog is niet te verklaren door de ziekte van Lyme, zoals klager stelt. Er is dus ook geen medicatie voor gestart.

 

3. De beoordeling

Termijn afdoening bemiddeling door de medisch adviseur

Artikel 29, vierde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) (oud) bepaalt dat de medisch adviseur ernaar streeft binnen vier weken een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te bereiken.

Namens klager is aangevoerd dat die termijn met het bemiddelingsverslag van 29 januari 2020 (de beroepscommissie begrijpt: 28 januari 2020) ruimschoots is overschreden.

De termijn van artikel 29, vierde lid, van de Pm (oud) is inderdaad overschreden. De wet verbindt aan overschrijding van die termijn echter geen gevolgen. De beroepscommissie volstaat daarom met de constatering dat het bemiddelingsverslag van 28 januari 2020 buiten de termijn van artikel 29, vierde lid, van de Pm (oud) tot stand is gekomen en is bekend gemaakt.

 

Beenprothese

Klager beklaagt zich erover dat hij te lang op een nieuwe beenprothese heeft moeten wachten. Voor klager is dit een vervelende situatie geweest.

Klager is op 20 februari 2019 geplaatst in de PI Lelystad. Uit het medisch dossier volgt dat klager op 2 april 2019 is doorverwezen naar het Revalidatiecentrum Roessingh, voor een aanpassing van de huidige beenprothese of voor een aanmeting van een nieuwe beenprothese aan zijn rechterbeen. Hoewel uit het medisch dossier blijkt dat klager pas veel later is geholpen voor zijn beenprothese (op 28 mei 2019 heeft de PI gebeld met het revalidatiecentrum en toen bleek dat er nog steeds geen afspraak is gemaakt), is deze lange duur de medische dienst niet te verwijten. De medische dienst heeft naar het oordeel van de beroepscommissie klager tijdig, dus op 2 april 2019, doorverwezen voor een afspraak bij het revalidatiecentrum.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Pm (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

Hernia

De klacht van klager ziet erop dat hij niet tijdig is geholpen aan zijn hernia. Hij kreeg onvoldoende pijnstilling en hij heeft drie maanden moeten wachten op een afspraak met een specialist.

De beroepscommissie stelt voorop dat een hernia in het algemeen moeilijk behandelbaar is, maar ook dat de (pijn)klachten vaak vanzelf weer overgaan en dat om die reden zo lang mogelijk wordt gewacht voordat tot een operatie wordt overgegaan.

Klager is voor zijn klachten overgeplaatst naar het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg Scheveningen en daar is een MRI-scan gemaakt, waaruit is gebleken dat klager inderdaad een hernia had. Vervolgens is hij teruggeplaatst in de PI Lelystad. Klager heeft daar verschillende soorten pijnmedicatie gekregen: amitriptyline, paracetamol, oxycodon, diazepam en naproxen. Er is gekeken naar wat de beste pijnbehandeling is voor klager. De medische dienst is daar ook actief in opgetreden. Klager is opgeroepen voor het evalueren van de pijnmedicatie en de effecten daarvan. Uit het medisch dossier blijkt dat de medische dienst klagers toestand steeds goed in de gaten heeft gehouden.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Pm (oud). Daarbij neemt de beroepscommissie tevens in acht dat klager eerst weigerde om geopereerd te worden. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

Ellebooggewricht

Klagers derde klacht ziet op de omstandigheid dat klager een tijd lang een gevoelloze elleboog had, maar dat hij in zijn klachten niet serieus is genomen.

In het medisch dossier staat dat klager op 14 juni 2019 heeft aangegeven dat hij sinds een dag een lam gevoel heeft in zijn linkerarm en dat hij geen pijn eraan had. Er is vermeld dat later op de dag bij onderzoek in de spreekkamer klager zijn arm zelfstandig tot ellebooghoogte kon heffen en dat het gevoel weer intact was. In gesprekken met de medische dienst of inrichtingsarts is deze klacht pas weer op 22 juli 2019 aan de orde. Dit is overigens na het indienen van de klacht op 16 juni 2019. Klager is vervolgens voor diverse klachten doorverwezen naar de neuroloog. De inrichtingsarts heeft daarbij aan de neuroloog verzocht om ook te kijken naar de ‘radiculaire prikkeling’. Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Pm (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 29 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven