Nummer R-20/8478/GB
Betreft klager
Datum 28 april 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een penitentiair programma (PP).
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 30 oktober 2020 afgewezen.
Klagers raadsman, mr. L.J.H. Kortz, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken, waaronder de nagekomen reactie van klagers raadsman van 21 april 2021.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft tijdens een eerdere deelname aan een PP zijn enkelband doorgeknipt, waarna hij naar Suriname is vertrokken om zijn ernstig zieke vader daar te bezoeken en te verzorgen. Klagers eerdere verzoeken om strafonderbreking en verlof waren afgewezen, waarna klager heeft besloten zijn enkelband door te knippen om alsnog te kunnen afreizen naar Suriname. De instanties wisten dat klager in Suriname was, ook de reclassering was ervan op de hoogte.
Er is geen reden om aan te nemen dat klager zich opnieuw zou willen onttrekken aan detentie.
Klager heeft een geldig verblijfadres bij zijn zoon, die in Nederland woont, en hij heeft werk in Nederland. De suggestie van het Openbaar Ministerie (OM) dat klager onmiddellijk zal afreizen naar Suriname is nergens op gebaseerd, anders dan op het feit dat klager zich drie en een half jaar geleden heeft onttrokken aan zijn detentie. Klager heeft geen paspoort en reizen in verband met corona is vrijwel niet mogelijk. Dat klager onbetrouwbaar is omdat hij jaren geleden een volstrekt begrijpelijke, maar wellicht onjuiste keuze heeft gemaakt, kan en mag hem niet worden nagedragen. Klager is bereid zich aan de voorwaarden van het PP te houden. Dat hij uiteindelijk een nieuw leven zou willen opbouwen in Suriname kan niet in de weg staan aan de toelating tot het PP.
De herroeping van klagers voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) is geen reden om zijn deelname aan een PP af te wijzen. De procedure rond de herroeping is uiterst dubieus verlopen. Er is sprake van een nietige zitting. Klager was niet opgeroepen voor deze zitting en is dus ook niet bij de zitting aanwezig geweest. Hiervoor wordt op dit moment een herzieningsprocedure opgestart.
Daarnaast wordt de berekening van klagers einddatum op dit moment ook aangevochten bij het OM. Klager heeft op basis van nieuwe berekeningen geconstateerd dat hij te lang in detentie gehouden wordt en dat hij in vrijheid gesteld zou moeten worden.
Verder ontkent klager dat hij de rust, orde en veiligheid in de inrichting in gevaar heeft gebracht. Het feit dat klager een mobiele telefoon op zijn cel had, betrof een incident. Daarnaast komt uit informatie van één van de medewerkers van de locatie Esserheem te Veenhuizen naar voren dat klager zich uitstekend heeft gedragen in detentie en dat hij lid is van de gedetineerdencommissie. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren.
Standpunt van verweerder
Klager is in april 2007 veroordeeld door het gerechtshof Leeuwarden, waarna klager een geruime tijd onvindbaar is geweest voor justitie. In augustus 2013 is klager aangehouden en overgeleverd vanuit Suriname.
Tijdens klagers eerdere deelname aan een PP in 2017 heeft hij na twee dagen zijn enkelband doorgeknipt en is hij naar Suriname afgereisd om zijn zieke vader bij te staan. Klager is tien maanden later aangehouden en naar Nederland overgebracht. Verweerder stelt dat deze gang van zaken een grote blijk van onbetrouwbaarheid geeft. Vervolgens heeft het OM verzocht om de volledige tenuitvoerlegging van klagers straf. Deze vordering is door de rechtbank toegewezen.
Klagers verzoek om deelname aan een PP is afgewezen in verband met zijn gedrag. Zowel de vrijhedencommissie (VC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zutphen als het OM hebben negatief geadviseerd over klagers deelname aan een PP. De reclassering ziet wel mogelijkheden voor detentiefasering. Van een gedetineerde die deelneemt aan een PP mag een hoge mate van eigen verantwoordelijkheid worden verwacht. Op basis van klagers gedrag in detentie is hij afgelopen zomer nog overgeplaatst naar een andere inrichting. Zo was klager in het bezit van een USB-stick en een mobiele telefoon, die hij al langere tijd in gebruik had.
Gelet op de herroeping van klagers VI is het ook ongepast om klager nu in aanmerking te laten komen voor detentiefasering. Dit valt niet rijmen met het doel van de tenuitvoerlegging. Daarnaast bestaat er een risico dat hij opnieuw naar Suriname zal afreizen. Klager is eerder onbetrouwbaar gebleken en hij heeft aangegeven dat hij zich na zijn detentie definitief in Suriname wil gaan vestigen.
De berekening van de einddatum vindt plaats via systemen. Als deze einddatum onjuist is, dient klager zich te wenden tot het OM.
3. De beoordeling
Klager is sinds 30 augustus 2013 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar en zeven maanden met aftrek, wegens het medeplegen van een poging tot moord. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 12 mei 2021.
Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel (Pm) komen voor deelname aan een PP gedetineerden in aanmerking:
- aan wie een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;
- die vijf zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;
- die een strafrestant hebben van minimaal vier weken en maximaal een jaar;
- die beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres;
- die hebben verklaard om bereid te zijn zich te houden aan de voorwaarden van het PP.
Op grond van deze artikelen spelen ook de volgende aspecten een rol:
- de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict;
- het detentieverloop (waaronder het gedrag van de gedetineerde, het nakomen van afspraken door de gedetineerde en zijn gemotiveerdheid);
- het gevaar voor recidive;
- de mate waarin de gedetineerde in staat zal zijn om te gaan met de vrijheden tijdens zijn deelname aan het PP;
- de geschiktheid van de gedetineerde voor deelname aan een PP;
- de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidstelling;
- eventuele andere omstandigheden die zich tegen deelname verzetten.
Bij de beoordeling moeten ook de belangen van slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen.
De beroepscommissie overweegt dat uit het dossier blijkt dat klager, voorafgaand aan zijn huidige detentie, jarenlang onvindbaar was voor justitie. Door zowel het OM als de VC van de PI Achterhoek is negatief geadviseerd over klagers deelname aan een PP. De reclassering schat het risico op het onttrekken aan de voorwaarden in als ‘gemiddeld’ en het risico op recidive als ‘laag’.
Uit het selectieadvies van de PI Achterhoek komt naar voren dat klager zich niet aan afspraken kan houden en er een risico bestaat op onttrekken aan de voorwaarden. Klager heeft zich tijdens een eerdere deelname aan een PP na twee dagen aan het toezicht onttrokken, door zijn enkelband door te knippen en naar Suriname af te reizen. Klager is vervolgens opnieuw een tijdlang onvindbaar geweest voor justitie. Het OM heeft daarna verzocht om herroeping van klagers VI, welke vordering door de rechtbank is toegewezen. De beroepscommissie merkt daarover op dat zij niet bevoegd is om in dit oordeel van de rechtbank of het verloop van die procedure te treden.
Daarnaast volgt verder uit het selectieadvies dat klager in juni 2020 twee keer disciplinair bestraft is geweest vanwege het (langdurige) bezit van contrabande, waaronder een USB-stick, SD-kaartjes en een mobiele telefoon. Om die reden is klager in juli 2020 overgeplaatst naar de locatie Esserheem te Veenhuizen.
Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager niet voldoet aan de gestelde voorwaarden als bedoeld in artikel 4 van de Pbw en artikel 7 van de Pm. Overigens valt klagers einddatum op 21 mei 2021 en komt klager gelet daarop met een strafrestant van minder dan vier weken niet (meer) in aanmerking voor deelname aan een PP. De bestreden beslissing kan – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.
Met betrekking tot de berekening van klagers einddatum merkt de beroepscommissie op dat klager zich hierover kan wenden tot het OM.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 28 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter