Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0363/GA, 16 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/363/GA

betreft: [klager] datum: 16 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld te Vught,

gericht tegen een uitspraak van 12 februari 2007 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 mei 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld. De behandeling van het beroep ter zitting is aangehouden,
teneinde de directeur in de gelegenheid te stellen schriftelijke verslagen van de bevindingen van de bezoekadministratie respectievelijk de medische dienst over te leggen. Deze verslagen zijn op 24 mei 2007 door het secretariaat van de Raad ontvangen.
Klager is in de gelegenheid gesteld op deze verslagen schriftelijk te reageren. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het weigeren van een opdracht van het personeel om naar een voor klager geplande ziekenhuisopname te gaan uit te voeren.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het standpunt staat al in de (schriftelijke) toelichting op het beroep. Klager zegt dat hij niets wist van de operatie. Hij zegt dat er tegen zijn vriendin is gezegd dat het transport niet doorging, zodat zij bij hem op bezoek kon komen. De geplande
transporten worden echter nooit door de bezoekadministratie aan het bezoek doorgegeven. De unit-directeur heeft nogmaals bij de bezoekadministratie nagevraagd of het misschien toch is gezegd, maar dat was niet het geval. De bezoekadministratie weet
niets van geplande transporten. Op de dag van het transport is het inrichtingspersoneel behulpzaam, door bijvoorbeeld het bezoek af te bellen. Klager zegt dat hij niets van de operatie wist, maar hij stond op de wachtlijst en de operatie was gepland.
De
unit-directeur gaat er van uit dat de medische dienst dit met klager heeft besproken.
Onder de beschikking van de disciplinaire straf staat dat klager wordt afgezonderd teneinde zijn verdere detentieroute te bepalen. Deze zin had hier niet moeten worden opgenomen. De beschikking is door een andere (unit-)directeur afgedaan en
ondertekend.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager zou op die dag worden geopereerd, maar hij had niet verzocht om een operatie. Hij had twee dagen eerder bij de dokter navraag gedaan over zijn ingegroeide pinknagel. Klager moest een stukje van zijn nagel afknippen zodat het kon worden getest.
Op
het moment dat klager te horen kreeg dat hij moest worden geopereerd, stond het potje met het stukje nagel nog op zijn bureau. Later heeft hij van de dokter gehoord dat tijdens de operatie het topje van zijn pink zou worden verwijderd. Nadat klager met
de dokter had gesproken heeft hij de onderhavige klacht ingediend. Het betreft geen medische klacht. Klagers vrouw had twee dagen eerder gebeld en toen werd er over een transport gesproken. Dit transport zou in eerste instantie op de bezoekdag
plaatsvinden. Later werd klagers vrouw gebeld dat het bezoek door kon gaan. Op het moment dat klager op transport moest, werd tegen hem gezegd dat men het bezoek niet meer kon bellen. Toen wilde klager niet meer op transport.

Uit de nadere schriftelijke inlichtingen van de directeur van 24 mei 2007 blijkt het volgende.
Klager is op 15 november 2006 van de p.i. Zoetermeer naar de p.i. Vught overgeplaatst. De eerste rapportage van de medische dienst betreffende deze zaak is gedateerd op 26 november 2006. Hierin wordt vermeld: “[A] zou op de lijst staan voor dr. [B] in
verband met zijn wijsvinger”. Dit betekent dat door de medische dienst van de p.i. Zoetermeer een en ander in werking is gesteld en dat klager daar op “de lijst van dr. [B]” is gezet. De p.i. Vught is alleen verder gegaan met hetgeen in de p.i.
Zoetermeer is gestart. Op 4 december 2006 wordt in de rapportage vermeld dat de medische dienst een telefoontje van het penitentiair ziekenhuis had ontvangen met de mededeling dat klager op ‘donderdag aanstaande’ kon komen voor een consult bij de
plastisch chirurg. Er zou dan worden beslist of klager geopereerd moest worden. Hoewel nergens expliciet is vermeld dat een en ander met klager is besproken, kan het niet anders dan dat is gebeurd. De medische dienst van de p.i. Vught geeft ook nu weer
aan dat altijd te doen. De medische dienst kan niet met zekerheid zeggen dat dit in de p.i. Zoetermeer ook is gebeurd, maar gezien het feit dat de p.i. Zoetermeer klager op “de lijst van dr. [B]” heeft gezet, wordt er niet aan getwijfeld. Een medische
dienst doet zoiets niet zonder medeweten en toestemming van de gedetineerde. Het kan niet anders of klager wist dat hij op enig moment voor onderzoek naar het penitentiair ziekenhuis moest en dat er daar zou worden beslist of er moest worden
geopereerd.
Klager beweert dat de bezoekersadministratie tegen zijn vriendin zou hebben gezegd dat klager op de bezoekdag op de transportlijst stond en dat er gecontroleerd moest worden of het bezoek kon doorgaan. Ook beweert hij dat door de bezoekadministratie
naar zijn vriendin zou zijn gebeld met de mededeling dat het bezoek door kon gaan, daarmee insinuerend dat klager wist van het transport en dat hij er vanuit was gegaan dat het transport niet doorging. Uit de bij de inlichtingen gevoegde brief van de
bezoekadministratie blijkt dat door de bezoekadministratie nooit de transportlijst wordt geraadpleegd dan wel bezoekers worden gebeld. Ook naar klagers vriendin zijn nooit dergelijke mededelingen gedaan. De directeur is van mening dat klager heeft
geweigerd om op transport te gaan naar het ziekenhuis, omdat hij het bezoek belangrijker vond dan het ziekenhuisbezoek en niet omdat hij, zoals klager zelf beweert, geen kans kreeg zijn bezoek af te zeggen. Men krijgt altijd de gelegenheid om bezoek af
te zeggen en als deze gelegenheid er voor de gedetineerde niet is, wordt dit altijd door de inrichting gedaan.

3. De beoordeling
Onweersproken is komen vast te staan dat klager heeft geweigerd een opdracht van het personeel uit te voeren. De vraag is of klager dat verontschuldigbaar heeft gedaan. Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen is voldoende aannemelijk geworden
dat klager zowel in Zoetermeer als in Vught contact met de medische dienst heeft gehad, waarbij is besproken dat klager voor onderzoek naar het penitentiair ziekenhuis zou gaan. Het bezoek aan het penitentiair ziekenhuis kan voor klager dus niet als
een
totale verrassing zijn gekomen. In verband met de orde en veiligheid binnen de inrichting wordt nooit van tevoren aan de gedetineerden meegedeeld wanneer men op transport gaat. Hierover wordt evenmin mededeling gedaan aan het bezoek. Gelet op het
vorenstaande is de beslissing van de directeur om aan klager een disciplinaire straf op te leggen niet onjuist en de hoogte daarvan niet onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur gegrond verklaren en zij zal het
beklag
alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 16 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven