Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0524/GM, 10 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/524/GM

betreft: [klager] datum: 10 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Rijnmond te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 februari 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 juni 2007, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], inrichtingsarts.
Klagers raadsman, mr. M.F. Wijngaarden, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 15 januari 2007, betreft het niet serieus nemen van pijnklachten en het voldoende zorgvuldig behandelen daarvan.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat zijn pijnklachten aan zijn voet niet goed behandeld zijn door de medische dienst. Hij is van mening dat zijn klachten niet serieus genomen zijn. Hij heeft vanaf het begin aangegeven dat er mogelijk sprake was van trombose.
Klager was bekend met de symptomen omdat zijn schoonvader soortgelijke klachten had gehad en bij hem is toen trombose geconstateerd. Klager heeft dit gemeld aan de verpleegkundigen van de medische dienst. Die gaven echter aan dat zij niets konden
vinden
en dat de klachten mogelijk veroorzaakt werden door stress. Toen klager uiteindelijk medicatie (Ascal) voorgeschreven kreeg, verdwenen zijn klachten. In eerste instantie kreeg hij Ascal 260 mg voorgeschreven. Dit wordt momenteel teruggebracht naar
Ascal
100 mg. Klager heeft op dit moment geen pijn meer.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft niet zozeer last van trombose als wel van een te hoog aantal trombocyten in zijn bloed. De hem verstrekte medicatie is bedoeld om stolling van het bloed te voorkomen. Dat middel (Ascal) zou op zich geen effect mogen hebben op al bestaande
stollingen. Ten aanzien van klager geldt, dat het heel bijzonder is dat zijn klachten direct verdwenen na het gebruik van de Ascal. De arts erkent dat het enige tijd heeft geduurd alvorens klagers aandoening (essentiële thrombocytaemie) werd
gediagnosticeerd. Reden daarvoor was dat objectief waarneembare verschijnselen niet eerder konden worden vastgesteld. Op het moment dat er bij klagers voet een verkleuring werd waargenomen, is er direct opgetreden. De arts heeft voordien geen rekening
gehouden met mogelijke trombose, omdat dit – gelet op het ontbreken van verschijnselen daarvan – voor onmogelijk werd gehouden. Klager is relatief vaak bij de arts op het spreekuur geweest. De arts heeft dit ziektebeeld niet eerder waargenomen. Hij
weet
dat het zeer zelden voorkomt en dat er dan veelal sprake is van andere klachten. De arts heeft dit besproken met collega-artsen en ook zij hebben dit ziektebeeld niet eerder gezien. Klager is naar de internist verwezen toen duidelijk was dat er sprake
was van objectief waarneembare klachten. Er is geen brief meer van de bevindingen van die internist omdat dat soort contacten veelal telefonisch verloopt.

3. De beoordeling
Uit het medisch dossier van klager komt het volgende naar voren. Klager heeft veelvuldig bij de medische dienst geklaagd over pijnklachten aan zijn voet en/of been. Hij is daar ook veelvuldig voor gezien door de inrichtingsarts of een medewerker van de
medische dienst. Op het moment van de waarneming van verkleuring van de voet is direct actie ondernomen en is klager verwezen naar een internist. Uit het onderzoek van de internist kwam naar voren dat klager lijdt aan essentiële thrombocytaemie. Voor
die aandoening is hem medicatie voorgeschreven. Na de eerste toediening van de medicatie verdwenen klagers pijnklachten. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan niet worden gezegd dat door de arts en/of de medische dienst onzorgvuldig is
gehandeld.
Voor zover klager heeft aangevoerd dat eerder gedacht had moeten worden aan trombose of een soortgelijke aandoening geldt dat, gelet op de zeldzaamheid klagers ziektebeeld, de arts niet het verwijt kan worden gemaakt onzorgvuldig te hebben gehandeld.

De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal daarom ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, drs. M.F. van Brederode - Zwart en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven