Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20019/GV, 22 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:22-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20019/GV

 

 

Betreft [klager]

Datum 22 april 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 11 februari 2021 klagers verzoek tot incidenteel verlof afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. B.J. de Pree en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft zijn dochter en zijn vrouw al een jaar niet meer op bezoek gehad, als gevolg van de coronamaatregelen. Klager had daar aanvankelijk begrip voor, maar hij begrijpt niet dat de maatregelen in de inrichting nog voortduren, terwijl het kabinet de regels heeft versoepeld. Daarbij komt dat de bezoekzaal is verbouwd: overal is nu plexiglas. Daarnaast zijn ook nog de bezoekmomenten veranderd. Klager kan niet meer op zondagmiddag bezoek ontvangen, maar enkel op donderdagmiddag, terwijl klagers vrouw dan moet werken (zij heeft een vitaal beroep) en zijn dochter dan op school of bij de buitenschoolse opvang is. Klager heeft dit probleem met zijn mentor en zijn afdelingshoofd besproken, maar hij heeft pech gehad. Klager is niet alleen vader en echtgenoot als zijn vrouw of kind stervende zouden zijn. Zijn recht op familieleven wordt hem feitelijk ontnomen.

Klagers vrouw kan niet mee naar binnen bij een vader-kind-dag. Dan zou zij haar dochter dus moeten ‘afgeven’. Dat is, gelet op de leeftijd van klagers dochter en nu hij haar al een jaar niet heeft gezien, geen prettige situatie. Nu bezoek in de inrichting niet mogelijk is, wil klager graag gebruikmaken van ‘omgekeerd bezoek’. Hij heeft inmiddels, ondanks alle maatregelen, al corona gehad en zijn vrouw is al twee keer ingeënt. Zij vormen dus geen risico.

De wijkagent heeft negatief geadviseerd, omdat hem was gezegd dat klager een onbegeleid weekendverlof had aangevraagd. Dat is onjuist. In klagers motivatiebrief staat duidelijk dat hij onder begeleiding een paar uur verlof wil.

 

Klager wil het beroep graag mondeling toelichten.

Standpunt van verweerder

Voor incidenteel verlof moet sprake zijn van een gebeurtenis in klagers persoonlijke sfeer, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Klager wil graag aanwezig zijn bij de verjaardag van zijn dochter. Die wens is begrijpelijk, maar zijn aanwezigheid is niet noodzakelijk. Daarom is het verzoek afgewezen, conform het advies van de vrijhedencommissie en het advies van het Openbaar Ministerie (OM). Het feit dat de bezoekmogelijkheden in de inrichting waar klager verblijft zijn beperkt vanwege de coronamaatregelen, maakt klagers aanwezigheid buiten de inrichting nog niet noodzakelijk.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, gelet op de negatieve adviezen van het OM en de politie en omdat klager de noodzaak van het gevraagde verlof niet heeft aangetoond.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klagers aanwezigheid bij de verjaardag van zijn dochter niet noodzakelijk is en er geen stukken zijn overgelegd van de beweerde band. Daarbij komt dat klager is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Het verzochte verlof verhoudt zich daar niet mee. Het zou tot grote maatschappelijke onrust leiden.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit niet in orde bevonden. Verwacht wordt dat er onrust kan ontstaan wanneer de buurt, de media of de nabestaanden ervan op de hoogte raken dat klager (op het opgegeven adres) verlof geniet. In de wijken rondom het verlofadres vindt criminaliteit plaats op het gebied van verdovende middelen. Klager ondergaat een levenslange gevangenisstraf en hij is ongewenst vreemdeling.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager is sinds 10 december 2003 gedetineerd. Hij ondergaat een levenslange gevangenisstraf, wegens een drievoudige moord.

Toepasselijke regelgeving

In artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

Artikel 25 van de Regeling betreft het ‘omgekeerde bezoek’, waar klager om heeft verzocht. In dat artikel staat:

1   Incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde levenspartner, kind en ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.

2   Incidenteel verlof voor een bezoek aan kind jonger dan 12 jaar kan daarnaast worden verleend indien redenen van sociaal-psychologische aard zich tegen een bezoek van het kind aan de inrichting verzetten, en de gedetineerde het recht op omgang met het kind niet is ontzegd.

 

Klagers verzoek

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof c.q. omgekeerd bezoek, om de verjaardag van zijn dochter bij te wonen. Daarbij heeft hij aangevoerd dat het momenteel feitelijk onmogelijk is om bezoek van zijn vrouw en dochter in de inrichting te ontvangen, als gevolg van de coronamaatregelen en de gewijzigde bezoekmomenten.

 

Beoordeling

Klager heeft niet gesteld dat zijn vrouw en/of dochter niet tot reizen in staat zijn (artikel 25, eerste lid, van de Regeling). Dat volgt ook niet uit de stukken. Ook is niet gebleken dat klagers dochter hem om sociaal-psychologische redenen niet in de inrichting kan bezoeken (artikel 25, tweede lid, van de Regeling). De beroepscommissie leest wel in het selectieadvies dat bezoek in het familiehuis momenteel niet mogelijk is en begrijpt dat een dergelijk bezoek prettiger is, maar klager heeft niet onderbouwd dat het voor zijn dochter (sociaal-psychologisch) onmogelijk is om hem op de reguliere wijze te bezoeken.

Meer in het algemeen is de beroepscommissie van oordeel dat het bijwonen van de verjaardag van klagers dochter niet kan worden gezien als noodzakelijk, in de zin van artikel 21 van de Regeling. Dat de bezoekmomenten in de inrichting voor klagers vrouw en dochter ongunstig zijn (want enkel doordeweeks) maakt dat niet anders, omdat dergelijke problemen in enige mate onvermijdelijk zijn tijdens een detentie. Daarbij is niet gebleken dat het voor hen in het geheel niet mogelijk is om klager op die momenten te kunnen bezoeken. Ook is niet gebleken dat klagers vrouw en dochter hem niet – ten minste – in de (school)vakanties kunnen bezoeken.

Reeds gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 22 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven