Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0471/GM, 10 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/471/GM

betreft: [klager] datum: 10 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 20 februari 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 1 juni 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught. Klager, zijn raadsman mr. M.L. van Gaalen, noch de inrichtingsarts zijn ter zitting verschenen.
Klager, voor wie vervoer naar de zitting was geregeld, heeft daarvan geen gebruik gemaakt omdat hij – naar eigen zeggen – slechts met een aangepast vervoermiddel kan worden vervoerd. Klagers raadsman alsook de inrichtingsarts hebben, elk afzonderlijk,
schriftelijk laten weten dat zij verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Door en namens klager is om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht. Klager verzoekt om in de gelegenheid te worden gesteld zijn standpunt mondeling tegenover de beroepscommissie toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 24 januari 2007, betreft de weigering van de inrichtingsarts om klager – in verband met rugklachten – arbeidsongeschikt te verklaren.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is verzocht om aanhouding van de behandeling. Klager stelt dat hij niet met een busje van de Dienst Vervoer & Ondersteuning kan worden vervoerd, omdat hij niet lang kan zitten op de zich in een dergelijk busje bevindende
zitplaatsen en verzoekt de beroepscommissie te bewerkstelligen dat hij voor een volgende zitting ofwel met speciaal voor hem geschikt vervoer naar de zittingsplaats zal worden vervoerd dan wel dat de beroepscommissie hem in de locatie Zuyder Bos zal
horen.

Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager is van mening dat hij niet serieus wordt genomen. Hij wil niet arbeidsongeschikt verklaard worden. Hij zou graag willen werken. Daar heeft hij echter een geschikte stoel nodig. Omdat
klager
slechts zelden door de inrichtingsarts is gezien, kan deze de klachten niet goed beoordelen. Klager heeft met de inrichtingsarts nooit over een speciale stoel gesproken. Hij heeft alleen om een stoel met een zachte zitting gevraagd. Die is hem nooit
verstrekt. Klager heeft tijdens zijn huidige detentie in verband met zijn rugklachten in het Penitentiair ziekenhuis (PEN-ziekenhuis) verbleven. Zijn klachten zijn nog steeds aanwezig. Er heeft door de medische dienst geen feitelijk onderzoek
plaatsgevonden naar klagers klachten. Desondanks wordt hij toch arbeidsongeschikt verklaard.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager is regelmatig gezien door de medische dienst en hij is uiteindelijk opgenomen geweest in het
PEN-ziekenhuis in verband met rugklachten. Aan hem is nooit medegedeeld dat hij weer genezen zou zijn. Hij verwart dit met de mededeling dat het in beweging blijven (middels arbeid) een goede therapie zou zijn. Aan klager is regelmatig uitgelegd wat de
huidige inzichten zijn met betrekking tot de behandeling van een HNP, maar hij houdt zijn eigen visie en ideeën.

3. De beoordeling
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling af. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager niet in staat zou zijn geweest ter zitting van de beroepscommissie te verschijnen. De beroepscommissie acht zich voldoende
ingelicht om op het beroep te kunnen beslissen.

Op zich staat vast dat klager rugklachten heeft. Voor die klachten is hij onderzocht en behandeld in het PEN-ziekenhuis. Nadat hij uit het PEN-ziekenhuis is ontslagen, is hij regelmatig gezien door (medewerkers van) de medische dienst en door de
inrichtingsarts. Daarbij is hij er steeds weer op gewezen dat bewegen – onder meer bij de arbeid – een goede therapie is. Ook is aangegeven dat, nu een aangepaste stoel niet voorhanden is, hij gebruik moet kunnen maken van een kussen. Gelet daarop kan
niet worden gezegd dat klagers (rug)probleem onvoldoende aandacht heeft gehad van de inrichtingsarts of dat er sprake is geweest van (medische) verwaarlozing.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, drs. M.F. van Brederode - Zwart en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven