Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5970/GA, 28 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/5970/GA

    

          

Betreft [Klager]

Datum 28 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat klager geen beschikking heeft ontvangen van de aan hem opgelegde disciplinaire straf.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 27 januari 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (G-2019-952). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. F.L.C. Schoolderman en de directeur van de PI Sittard in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat hij te laat zijn beklag zou hebben ingediend. Daarbij gaat de beklagrechter uit van de datum van de beslissing van de directeur, te weten 4 december 2019. Klager heeft echter op die datum niet daadwerkelijk kennisgenomen van de beslissing. Klager dient dan ook ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.

Aan klager is geen beschikking van zijn disciplinaire straf uitgereikt. Hier is geen discussie over. Aan klager is door de directeur een compensatie aangeboden van €5,-, maar daar is klager niet mee akkoord gegaan. Het voortzetten van het beklag dient voor klager om zijn recht te halen, nu de bestreden beslissing ook in andere afwegingen een rol zou kunnen gaan spelen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft niet gereageerd op het beroepschrift.

 

3. De beoordeling

Heeft klager tijdig beklag ingesteld?

Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) dient het klaagschrift uiterlijk te worden ingediend op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen.

Klager heeft op 12 december 2019 een klacht ingediend, omdat hij geen beschikking van de disciplinaire straf heeft ontvangen. De disciplinaire straf is een op 4 december 2019 genomen beslissing van de directeur en de tenuitvoerlegging van die straf is op dezelfde dag ingegaan.

Op grond van artikel 58, eerste lid, in samenhang bezien met artikel 57, eerste lid, aanhef en onder k van de Pbw geeft de directeur de gedetineerde aan wie een disciplinaire straf wordt opgelegd onverwijld een schriftelijke mededeling van die beslissing. Uit vaste jurisprudentie volgt dat onverwijld in beginsel binnen 24 uur betekent (vgl. RSJ 3 april 2015, 14/4191/GA en RSJ 20 oktober 2020, R-19/3687/GA). Klager heeft pas ná het verlopen van deze termijn, kunnen concluderen dat geen sprake is geweest van onverwijlde schriftelijke mededeling. De zojuist genoemde 24-uurstermijn is verlopen op 5 december 2019 en pas op dat moment is de termijn voor het instellen van het beklag gaan lopen. Nu klager op 12 december 2019 beklag heeft ingesteld, is dit tijdig geschied.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie in enige en hoogste instantie oordelen over het beklag.

 

Inhoudelijk oordeel

De directeur heeft in beklag aangevoerd dat niet kan worden aangetoond dat aan klager een schriftelijke beslissing is uitgereikt, zodat dient te worden uitgegaan van de juistheid van de mededeling van klager dat schriftelijke mededeling niet heeft plaatsgevonden. Daarmee voldoet de oplegging van de disciplinaire straf niet aan de daaraan te stellen eisen. Het beklag dient gegrond verklaard te worden.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €10,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-.

 

 

Deze uitspraak is op 28 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr.dr. J. de Lange, voorzitter, U.P. Burke en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven