Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1743/TB, 3 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1743/TB

betreft: [klager] datum: 3 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 29 juni 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De behandeling van het beroep stond aanvankelijk gepland op de zitting van de beroepscommissie van 19 december 2006, maar is uitgesteld op verzoek van klagers raadsman mr. J.A.W. Knoester.
De behandeling van het beroep stond vervolgens gepland ter zitting van de beroepscommissie van 26 januari 2007, maar is toen op verzoek namens de Minister van 24 januari 2007 aangehouden in afwachting van nadere advisering door de Landelijke
Adviescommissie Plaatsing (LAP).

Bij brief van 14 juni 2007 van de coördinator Plaatsing en Indicatiestelling van de sectordirectie TBS van het Ministerie van Justitie, ontving de beroepscommissie bericht dat de ontvangen nadere advisering heeft geleid tot het opheffen van de
longstaystatus van klager.
Om die reden heeft de beroepscommissie besloten het beroep verder schriftelijk af te handelen. Daar de beroepscommissie zich thans op grond van de stukken voldoende voorgelicht acht, heeft zij partijen niet meer in de gelegenheid gesteld schriftelijk
een nadere reactie te geven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen (hierna: Pompestichting).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 21 juni 1995 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 3 mei 1998
aangevangen. Van 30 oktober 1998 tot 27 februari 2003 heeft klager verbleven in de Pompestichting. Op 27 februari 2003 is klager geplaatst in FPC de Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de Kijvelanden). Deze inrichting heeft klager op 11 november 2005
aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van 16 december 2005 van de LAP is aangegeven dat de Kijvelanden ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen. Vervolgens is klager op 5 januari
2006
gehoord over de voorgenomen plaatsing in een longstayvoorziening van de Pompestichting. De Minister heeft op 10 januari 2006 beslist klager in die voorziening te plaatsen. Klager is op 24 januari 2006 geplaatst in de longstayvoorziening van de
Pompestichting te Vught (De Linge).
Een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing van 10 januari 2006 is door de voorzitter afgewezen op de grond dat verzoeker al in de longstayvoorziening De Linge te Vught was geplaatst.
Het tevens tegen die beslissing ingestelde beroep is bij uitspraak 06/206/TB van de beroepscommissie van 30 mei 2006 gegrond verklaard omdat de Minister heeft verzuimd de in beroep relevante stukken toe te sturen. Daarbij is de beslissing van 10
januari
2006 vernietigd en de Minister opgedragen binnen een maand na ontvangst van die uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. Na ontvangst van de door de Minister gevraagde rapportage van de Pompestichting van 20 juni 2006 heeft de Minister op 29 juni 2006
klager doen horen en vervolgens die dag besloten tot plaatsing van klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting.
Tegen laatstgenoemde beslissing is het huidige beroep gericht.

3. De beoordeling
Klager heeft in beroep wel onderbouwd aangevoerd dat de bestreden beslissing naar zijn mening onzorgvuldig is genomen, met name omdat de zesjaarsrapportage niet in de beoordeling door de LAP is meegenomen en niet al het mogelijke is gedaan om hem te
resocialiseren.

Uit de stukken komt naar voren dat de Minister bij het nemen van de bestreden beslissing het aanvankelijk niet onjuist vond dat de LAP bij het vaststellen van de longstayindicatie in december 2005 geen kennis had kunnen nemen van de in januari 2003 en
op 19 december 2003 uitgebrachte multidisciplinaire zesjaarsverlengings- rapportages, waarin is geadviseerd tot verlenging van klagers tbs met respectievelijk één en twee jaar, mede om te komen tot een nieuwe resocialisatiepoging.
Op 24 januari 2007 is namens de Minister evenwel verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep tegen de bestreden beslissing vanwege de wens van de Minister de genoemde rapportages alsnog aan de LAP voor te leggen om te bezien of deze
aanleiding zouden zijn geweest om anders te adviseren dan de LAP op 16 december 2005 heeft gedaan.

De voorzitter van de LAP heeft blijkens mededeling namens de Minister van 20 februari 2007 besloten tot onderzoek van klager door twee onafhankelijke deskundigen voordat de LAP de zaak zou hertoetsen. Om die reden heeft de psychiatrische
veiligheidsadviseur van het ministerie van justitie aan twee onafhankelijke deskundigen de vragen voorgelegd of de longstayindicatie destijds terecht door de LAP werd gesteld, zo ja of die indicatie nog steeds geldt, en zo nee welke aanbevelingen voor
behandeling en risicomanagement zijn te doen en in welke setting dergelijke interventies dienen plaats te vinden.
In de vervolgens uitgebrachte multidisciplinaire rapportages van 30 mei 2007 en 4 juni 2007 wordt geconcludeerd dat (kort gezegd) de longstayaanvraag van de Kijvelanden samenhangt met de niet alleen door toedoen van klager verstoorde behandelrelatie in
die inrichting, dat er voldoende basis is voor een nieuwe resocialisatiepoging (bij voorkeur vanuit de Pompestichting) en dat er daarmee geen basis is voor een longstayindicatie.

Vast staat dat op grond van voornoemde rapportages de longstaystatus van klager is opgeheven en dat klager vanuit de longstayvoorziening De Linge wordt overgeplaatst naar de Kijvelanden.
Reeds om die reden moet de bestreden beslissing onredelijk en onbillijk worden geacht en moet het beroep van klager materieel gegrond worden verklaard. Nu niet is gebleken dat de bestreden beslissing formeel is ingetrokken, dient die beslissing te
worden vernietigd.

Klager heeft ten gevolge van de inmiddels onjuist bevonden beslissing een aanzienlijke behandelachterstand opgelopen. Voor een zodanig niet meer ongedaan te maken rechtsgevolg dient klager een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie stelt
deze vast op € 600,= voor elke maand dat klager als gevolg van de vernietigde beslissing ten onrechte in een longstayvoorziening heeft verbleven.

De vraag of in redelijkheid kan worden beslist tot terugplaatsing van klager naar de Kijvelanden is in deze procedure niet aan de orde. Zodra de Minister daadwerkelijk tot een zodanige terugplaatsing heeft beslist, staat daartegen binnen zeven dagen na
ontvangst daarvan beroep open.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op materiële grond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= voor elke maand dat klager als gevolg van de vernietigde beslissing ten onrechte in een longstayvoorziening heeft verbleven.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. A.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op3 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven