Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5527/GA, 20 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/5527/GA

 

Betreft [Klager]

Datum 20 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft – voor zover in beroep aan de orde - beklag ingesteld tegen het niet in de gelegenheid zijn gesteld om zich te kunnen klaarmaken voor zijn strafzitting.

De beklagrechter heeft op 14 november 2019 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €5,- (AE 2019/973). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Klager verbleef in een strafcel en moest vroeg naar de rechtbank. Hij heeft de mogelijkheid gekregen voor persoonlijke verzorging. Klager wilde zich douchen, maar daar was op dat moment geen tijd voor. Klager heeft zich mogen wassen en kon zijn tanden poetsen. Klager heeft gesteld dat de directeur hem heeft beloofd dat hij zich mocht douchen, hetgeen de directeur ter beklagzitting heeft ontkend. De directeur heeft de zorgplicht absoluut niet geschonden, nu klager zich immers heeft kunnen verzorgen. Het is niet aan de beklagrechter om te bepalen ‘hoe’ klager zich dient te ‘verzorgen’. Er staat nergens in de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) dat een gedetineerde zich voorafgaand aan een strafzitting moet douchen.

Standpunt van klager

Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 44, vierde lid, van de Pbw draagt de directeur er zorg voor dat een gedetineerde in staat gesteld wordt zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne naar behoren te verzorgen. Aan dit recht is geen minimum aantal uren verbonden. Ingevolge de memorie van toelichting bij de Pbw (Kamerstukken II, 1994/95, 24263, nr. 3, p. 89) duidt ‘naar behoren’ erop dat dit binnen redelijke grenzen dient te geschieden. Gelet op het feit dat klager zich op 9 oktober 2019 in een strafcel bevond, is artikel 29 van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen in dat kader tevens van belang. Uit dat artikel volgt dat een gedetineerde ’s ochtends en ’s avonds in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne te verzorgen.

De beroepscommissie acht het niet aannemelijk geworden dat klager geen mogelijkheid heeft gehad om zich te kunnen verzorgen in de strafcel waar hij zich in bevond. Klager heeft zich mogen wassen en kon zijn tanden poetsen. Dat hij niet in de gelegenheid is gesteld te douchen, doet daar niet aan af. Daartoe bestond voor de directeur geen verplichting. Derhalve is niet gebleken dat de directeur zijn zorgplicht heeft geschonden. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 20 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. dr. J. de Lange, voorzitter, U.P. Burke en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven