Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6170/GA, 18 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/6170/GA

    

           

Betreft […]

Datum 18 juni 2001

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur).

 

1. De procedure

[…] (hierna: klaagster) heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen  het niet voortvarend handelen van de casemanager in het kader van de detentiefasering en dat niet is gereageerd op klaagsters sprekersbriefjes.

De beklagcommissie bij de PI Zwolle heeft op 21 februari 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij geen tegemoetkoming toegekend (Z1 2019-1116). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klaagster en haar raadsman mr. W. Hendrickx in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld, heeft de casemanager voortvarend gehandeld en is voldaan aan de inspanningsverplichting en zorgplicht. Klaagster heeft haar klacht over de casemanager niet onderbouwd met bijvoorbeeld data of tijdstippen. Klaagster heeft eerst in FPA Eikenstein Zuidlaren en FPK Assen verbleven, voordat zij op 5 december 2019 in de PI Zwolle is binnengekomen. Met de casemanager is toen afgesproken dat klaagster zo snel mogelijk zou worden doorgeplaatst. Uit het in beroep gevoegde overzicht, waarin de voor klaagster gemaakte vervolgafspraken en ondernomen acties zijn opgenomen, blijkt dat klaagster in samenspraak met de casemanager een intakegesprek heeft gehad. Het vonnis in de strafzaak van klaagster, op grond waarvan aan haar in eerste aanleg een gevangenisstraf is opgelegd, is op 11 december 2019 van het Openbaar Ministerie ontvangen. Op 30 december 2019 heeft de casemanager het selectieadvies naar de selectiefunctionaris gestuurd, waarop klaagster op 6 januari 2020 is overgeplaatst naar een andere inrichting. Vervolgens is klaagster buiten beeld geraakt bij de casemanager. Op 28 januari 2020 is klaagster weer binnengekomen in de PI Zwolle, waarna op 14 februari 2020 de detentiefasering en het verlof van klaagster zijn opgestart. Ten aanzien van de sprekersbriefjes geldt dat klaagster iedereen aanschrijft met briefjes en direct antwoord verwacht.

 

Standpunt van klaagster

De klacht van klaagster heeft alleen betrekking op de periode van 5 december 2019 tot  6 januari 2020. De betreffende casemanager heeft destijds geen actie ondernomen om het faseringstraject van klaagster zo spoedig mogelijk van start te laten gaan. Daarnaast is niet gereageerd op de sprekersbriefjes van klaagster. De informatie die de directeur heeft verstrekt over hetgeen aan deze periode vooraf ging is, evenals de informatie over het tweede verblijf van klaagster in PI Zwolle, niet relevant. De directeur heeft bij zijn beroepschrift een overzicht gevoegd waarin de acties die ten aanzien van klaagster zijn ondernomen zijn beschreven, maar daaruit blijkt niet van een voortvarende handelwijze in het kader van het faseringstraject tijdens haar eerste verblijf. Uit dit overzicht blijkt verder niet wat met de sprekersbriefjes van klaagster is gebeurd. Gelet op het voorgaande heeft de casemanager, en daarmee de directeur, niet voldaan aan de op haar rustende zorgplicht.

 

3. De beoordeling

Uit de stukken komt naar voren dat klaagster op 5 december 2019 in de PI Zwolle is binnengekomen. Uit het door de directeur in beroep gevoegde overzicht, waarin de vervolgafspraken en de voor klaagster ondernomen acties zijn opgenomen, volgt dat klaagster op 11 december 2019 een intake en screening met de casemanager heeft gehad. Op 30 december 2019 is klaagster in het kader van een plaatsing in het gevangenisregime ter selectie aangeboden aan de selectiefunctionaris, waarop klaagster op 6 januari 2020 is geplaatst in de gevangenis van een andere inrichting. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat niet, althans onvoldoende is gebleken dat de casemanager niet voortvarend heeft gehandeld ten aanzien van klaagsters faseringstraject. Dat de directeur de stelling van klaagster dat niet op haar sprekersbriefjes is gereageerd, niet heeft weersproken, maakt dit niet anders. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen voor zover in beroep aan de orde en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 18 juni 2001 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R. Raat en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door

mr. D.L. van Lijf, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven