Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20542/GV, 12 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20542/GV

              

Betreft [klager]

Datum 12 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 12 maart 2021 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. H.S.J. Pleiter, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van drie maanden, althans zes weken, om zijn partner en jonge gezin te kunnen ondersteunen. Zijn persoonlijke omstandigheden zijn van dien aard dat aan hem strafonderbreking dient te worden verleend. Hij werd slechts vijf dagen na de geboorte van zijn zoon aangehouden om het restant van de aan hem opgelegde gevangenisstraf te ondergaan. Van 1 februari 2019 tot 5 december 2019 heeft hij het eerste gedeelte van deze gevangenisstraf in Duitsland uitgezeten. Daarna is hij tijdelijk in vrijheid gesteld en heeft hij samen met zijn partner een bestaan in Nederland opgebouwd en een vaste baan gekregen. Hoewel klager meerdere keren heeft geïnformeerd naar de begindatum van zijn detentieperiode, kreeg hij telkens nul op het rekest. Zijn aanhouding op 22 januari 2021 kwam daarom geheel onverwacht, als gevolg waarvan klager en zijn gezin zich niet konden voorbereiden op zijn detentie.

Klagers partner kan de zorg voor hun pasgeboren zoon niet alleen aan, vanwege haar lichamelijke en psychische klachten. Het negatieve advies van de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) strookt niet met het advies van de huisarts van klagers partner. De steun van klager voor zijn partner is volgens de huisarts juist noodzakelijk, in het belang van haar psychisch en fysiek welbevinden. Ook zijn haar klachten, waaronder angst- en depressieve gevoelens, verergerd sinds de aanvang van klagers detentieperiode, kort na de bevalling. Hoewel zij voor deze klachten naar een zorgprofessional is doorverwezen, kan zij daar vanwege een wachtlijst nog niet terecht. De suggestie van de medisch adviseur, namelijk dat zij voor haar depressieve klachten door zorgprofessionals kan worden behandeld, is zodoende niet mogelijk. Ook kan klagers partner geen actieve hulp of ondersteuning van haar schoonfamilie verwachten, omdat zij te ver weg wonen. Met haar eigen familie heeft zij geen contact.

Gelet op het door klager aangedragen verlofdoel, kan niet worden volstaan met een andere vorm van verlof. Klager en zijn partner zouden ook zijn geholpen met een strafonderbreking voor de duur van zes weken, zoals het multidisciplinair overleg (MDO) heeft geadviseerd. Gezien klagers positieve gedrag zowel voorafgaand aan als tijdens zijn detentie, mag erop worden vertrouwd dat de periode van strafonderbreking goed zal verlopen.

Standpunt van verweerder

Vanwege de aard van klagers verzoek is de medisch adviseur van de afdeling IMA om advies gevraagd. Op basis van de inlichtingen van de huisarts acht de medisch adviseur het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Het advies van de medisch adviseur is bepalend geweest voor de afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking. De bestreden beslissing is op grond van de inhoud van dit advies niet onredelijk, zowel ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking voor drie maanden als voor zes weken.

Uitgebrachte adviezen

De medisch adviseur van de afdeling IMA acht het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Klagers partner ervaart ten gevolge van de bevalling van haar kind in januari 2021 lichamelijke klachten. Deze klachten zijn echter niet van dien aard dat hierbij de hulp van klager onontbeerlijk is. Daarnaast is bij zijn partner sprake van psychische instabiliteit. Haar schoonfamilie, met wie zij goed contact heeft, kan hierbij ondersteuning bieden. Indien de psychische klachten escaleren, is professionele behandeling noodzakelijk.

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn heeft, in afwijking van het advies van klagers casemanager en het MDO, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege het negatief advies van de medisch adviseur.

Het Openbaar Ministerie heeft, gelet op klagers persoonlijke omstandigheden, positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

3. De beoordeling

Klager ondergaat een in Duitsland opgelegde gevangenisstraf van 1185 dagen met aftrek, wegens drugsdelicten. Na de overdracht van deze straf aan de Nederlandse justitiële autoriteiten, is hij sinds 22 januari 2021 in Nederland gedetineerd. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 26 mei 2022.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling, in samenhang met artikel 23 van de Regeling, kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner of voor een bezoek aan een in ernstige psychische nood verkerende levenspartner van de gedetineerde. De in de Regeling genoemde redenen op grond waarvan strafonderbreking kan worden verleend, zijn niet limitatief.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van drie maanden, althans zes weken, omdat hij een band met zijn pasgeboren zoon wil opbouwen en hij zijn gezin, vanwege de lichamelijke en psychische klachten van zijn partner, wil ondersteunen.

De afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking steunt hoofdzakelijk op het op 19 februari 2021 gedateerde advies van de medisch adviseur van de afdeling IMA. De medisch adviseur acht het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Klagers partner ervaart ten gevolge van de bevalling van haar kind in januari 2021 lichamelijke klachten (bekkeninstabiliteit). Deze klachten zijn echter niet van dien aard dat hierbij de hulp van klager onontbeerlijk is. Daarnaast is bij zijn partner sprake van psychische instabiliteit. Volgens de medisch adviseur is haar schoonfamilie, met wie zij goed contact heeft, in de gelegenheid om hierbij ondersteuning te bieden. In de situatie dat de psychische klachten escaleren, is professionele behandeling noodzakelijk.

In beroep heeft klager aangevoerd dat het verlenen van strafonderbreking noodzakelijk is, omdat zijn partner de zorg voor hun pasgeboren zoon, vanwege haar lichamelijke en psychische klachten, niet alleen kan dragen. Dit vindt bevestiging in de door klager overgelegde verklaring van de huisarts, gedateerd op 15 maart 2021, waarin staat dat klagers steun noodzakelijk is voor het psychisch en lichamelijk welzijn van zijn partner in de kritieke periode na de bevalling. Haar psychische en lichamelijke klachten zijn in de periode na de bevalling toegenomen en zij is voor de behandeling van haar angst- en somberheidsklachten inmiddels naar een GGZ-organisatie verwezen. Met deze behandeling is, zo stelt klager onweersproken in beroep, nog geen start gemaakt vanwege een wachtlijst. Verder is in de verklaring van de huisarts te kennen gegeven dat er goed, maar geen frequent contact is met klagers familie. Omdat zij niet in de buurt wonen, zijn zij niet in de gelegenheid om klagers partner hulp en ondersteuning te bieden in het huishouden of bij de zorg voor haar kind(eren).

Hoewel de inhoud van het advies van de medisch adviseur in beginsel de conclusie rechtvaardigt dat het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet is geïndiceerd, heeft klager de doorslaggevende omstandigheid dat zijn partner professionele hulp alsook ondersteuning uit haar netwerk (feitelijk) kan inschakelen, onderbouwd betwist. Onder de hierboven uiteengezette omstandigheden staat, naar het oordeel van de beroepscommissie, onvoldoende vast dat de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking ontbreekt. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Zij zal daarom het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

 

Deze uitspraak is op 12 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven