Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7665/GB, 12 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7665/GB

               

Betreft [klager]

Datum 12 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van het Detentiecentrum (DC) Schiphol of naar het HVB van de locatie De Schie te Rotterdam.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 15 juli 2020 afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De reden van klagers verzoek tot overplaatsing is niet gelegen in het feit dat hij in de Penitentiaire Inrichting (PI) Alpen te Alphen aan den Rijn geen bezoek ontvangt. Hij ontvangt namelijk bezoek uit Den Haag en Delft, maar hij heeft geen familieband met de personen die hem bezoeken. Klager concentreert zich alleen nog op een overplaatsing naar het DC Schiphol, omdat in de bestreden beslissing is beslist dat klager niet naar de locatie De Schie kan worden overgeplaatst.

Klager voert de wijze waarop binnen de PI Alphen invulling wordt gegeven aan de bezoekregeling aan als grond voor overplaatsing. In de meeste inrichtingen in het land mogen vijf mensen (inclusief kinderen) op bezoek komen. In de PI Alphen mogen echter slechts drie mensen op bezoek komen, waaronder tevens kinderen zijn inbegrepen. Hierdoor kan klager van zijn kinderen en kleinkinderen bijna geen bezoek ontvangen. De bezoekregeling van de PI Alphen is voor gedetineerden met kinderen dus totaal niet gunstig. Klager woont zelf in Den Haag, maar zijn dochter en kleindochter wonen in Almere en Hoofddorp. Voor zijn dochter en kleindochter is het relatief moeilijk om naar de PI Alphen te komen. Klager acht het van belang dat hij familiebezoek kan ontvangen. Hij gaat het binnen de inrichting niet redden zonder bezoek van zijn familie.

In het geval van een overplaatsing, verblijft klager ook meer in de buurt van de extra beveiligde rechtbank in Amsterdam – de zogenaamde ‘Bunker’ – alwaar klagers strafzaak dient.

Standpunt van verweerder

In het selectieadvies staat vermeld dat klager voor de strafzaak Eris is ingesloten en daarbij de Bijzondere Ondersteuningsteam (BOT)-status heeft. Klager kan niet naar de locatie De Schie worden overgeplaatst, omdat daar twee medeverdachten in de strafzaak Eris verblijven. Het multidisciplinair overleg heeft – overeenkomstig het advies van het Openbaar Ministerie (OM) – geen bezwaar tegen een overplaatsing van klager naar het DC Schiphol.

Verweerder heeft – tijdens de behandeling van het beroep – bij de directeur van de PI Alphen geïnformeerd naar de stand van zaken omtrent klager en zijn gevoel zich binnen de inrichting niet veilig en op zijn gemak te voelen. Uit de inlichtingen van de directeur is gebleken dat er geen zichtbaar gedrag te zien is als het gaat om bedreiging, dat klager deelneemt aan het dagprogramma en de arbeid en dat niet aan klagers gedrag te zien is dat hij zich op zijn cel terugtrekt.

Verweerder heeft de directeur van de PI Alphen geïnformeerd dat het in een specifieke situatie als deze – waarin een persoon als verdachte wordt aangemerkt in een onderzoek als Eris en met het BOT wordt vervoerd – niet mogelijk is om een gedetineerde over te plaatsen naar het DC Schiphol. Daarbij komt dat het DC Schiphol geen regulier HVB is. Het komt weleens voor dat verdachten in strafzaken – waarvan de behandeling plaatsvindt in de zogenaamde ‘Bunker’ – tijdelijk in het DC Schiphol worden gehuisvest, maar een permanente plaatsing is daar niet mogelijk. Het feit dat klagers strafzaak in de zogenaamde ‘Bunker’ plaatsvindt, is hier dan ook niet van belang.

Klager heeft sinds zijn verblijf in de PI Alphen altijd bezoek ontvangen uit Den Haag en Delft en is daarmee niet verstoken van bezoek.

Klager is het niet eens met de gang van zaken rondom de bezoekregeling van de PI Alphen. De bezoekregeling van de inrichting valt echter binnen het beleid van de PI Alphen. Als klager het niet eens is met de bezoekregeling dan kan hij bij de Commissie van Toezicht van de verblijfsinrichting een klacht indienen.

Het OM toetst in een advies of er medeverdachten in de inrichting van voorkeur verblijven, in verband met collusiegevaar. Het feit dat het OM geen bezwaar heeft tegen klagers overplaatsing naar het DC Schiphol, vormt voor verweerder dan ook geen reden om van de bestreden beslissing af te wijken.

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in het HVB van de PI Alphen. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van het DC Schiphol of naar het HVB van de locatie De Schie omdat klagers familie (onder wie zijn dochter en kleindochter) hem dan kunnen bezoeken en hij zich in de PI Alphen niet veilig en op zijn gemak voelt.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager wordt vervolgd door de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland. Hij verblijft in het HVB van de PI Alphen, dat niet gelegen is in het arrondissement van vervolging. Klager is dus niet overeenkomstig de Regeling geplaatst. Klager verzoekt echter om overplaatsing naar een inrichting die evenmin in het arrondissement van vervolging ligt, dus zijn verzoek vindt ook geen steun in de Regeling. In de jurisprudentie van de beroepscommissie is bepaald dat als een gedetineerde overgeplaatst wil worden, hij daarvoor een goede reden moet hebben.

Uit het dossier volgt dat het OM in maart 2020 negatief heeft geadviseerd met betrekking tot een overplaatsing van klager naar het HVB van de locatie De Schie, nu twee medeverdachten uit klagers strafzaak op dat moment in die locatie verbleven. Het OM heeft daar bezwaar tegen, kennelijk in verband met collusiegevaar. Dit bezwaar dient gerespecteerd te worden.

De beroepscommissie stelt op basis van het selectieadvies en de overgelegde bezoekerslijst vast dat klager niet is verstoken van bezoek. Het feit dat klager in 2020 een periode verstoken was van bezoek, was het directe gevolg van de destijds geldende coronamaatregelen. Klager heeft tijdens zijn detentie ook telefonisch contact onderhouden met familie en vrienden. Klager noemt in beroep dat hij van zijn familie bijna geen bezoek kan ontvangen. De bezoekproblemen van zijn familie heeft hij echter – anders dan het vermelden dat het voor zijn dochter en kleindochter relatief moeilijk is om naar de PI Alphen te komen – onvoldoende toegelicht of feitelijk onderbouwd. Uit het dossier is niet gebleken dat en waarom het voor klagers dochter en kleindochter onmogelijk is om klager in de PI Alphen te bezoeken. Het is daarnaast niet duidelijk hoe een overplaatsing naar het DC Schiphol de bezoekproblemen voor zijn dochter en kleindochter zou verhelpen.

De stelling dat klager zich binnen de inrichting niet veilig en op zijn gemak voelt, is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende onderbouwd en vindt ook niet op andere wijze steun in het dossier. Uit navraag bij de directeur van de PI Alphen is immers gebleken dat er bij klager geen zichtbaar gedrag is waargenomen als het gaat om bedreiging, dat klager deelneemt aan het dagprogramma en de arbeid en dat hij zich niet terugtrekt op zijn cel.

Klager heeft, gelet op het voorgaande, geen goede redenen aangevoerd op grond waarvan hij zou moeten worden overgeplaatst. Daar komt bij dat blijkens de informatie van verweerder zijn BOT-status aan plaatsing in het DC Schiphol in de weg staat. De bestreden beslissing kan – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 12 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven