Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20465/GV, 7 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20465/GV

Betreft [Klager]

Datum 7 april 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 4 maart 2021 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wenst de laatste levensdagen van zijn moeder nog met haar mee te maken. Hij wil haar graag zien. Door de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering is geen enkel onderzoek gedaan. Klager begrijpt niet waarom door de medisch adviseur niet de medische situatie is onderzocht.

Klager komt in aanmerking voor strafonderbreking op grond van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Klager heeft eerder tijdens detentie al familieleden verloren en het gaat hem aan het hart als hij geen afscheid kan nemen van zijn moeder.

Standpunt van verweerder

Uit een later opgesteld selectieadvies van 11 maart 2021, blijkt dat klagers moeder inmiddels is overleden. Het belang van strafonderbreking en het ingestelde beroep is hiermee komen te vervallen.

Overigens volgt ook uit het zojuist genoemde selectieadvies, dat aan klager incidenteel verlof is toegekend toen zijn moeder nog in leven was. Ook is klager in de gelegenheid gesteld om na het overlijden van zijn moeder afscheid te nemen.

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid

Verweerder heeft in beroep aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep, nu zijn moeder inmiddels is overleden en hij daarom geen belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van het beroep. Het verzoek ziet immers op het bezoeken van zijn moeder.

De omstandigheid dat klagers moeder inmiddels is overleden, heeft verweerder ten tijde van de bestreden beslissing op basis van de hem toen verstrekte informatie niet in redelijkheid kunnen voorzien. Om die reden zal de beroepscommissie de bestreden beslissing inhoudelijk beoordelen.

Inhoudelijke beoordeling

Klager is sinds 4 september 2017 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens diefstal door twee of meer verenigde personen. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 31 maart 2022.

In artikel 34 van de Regeling is bepaald dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Het bepaalde in artikel 34 van de Regeling impliceert volgens de toelichting op dit artikel (Stcrt. 1998, 247, p. 22) dat het verlenen van strafonderbreking alleen mogelijk is wanneer de benodigde tijd, voor het bijwonen van de gebeurtenis in kwestie, te lang is voor incidenteel verlof dan wel het doel niet door middel van incidenteel verlof kan worden gerealiseerd. De strafonderbreking heeft dan ook een complementair karakter ten opzichte van (onder meer) het incidenteel verlof.

Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking onder andere worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder van de gedetineerde. Het verlenen van strafonderbreking en incidenteel verlof is mogelijk voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerende ouder en in verband met het overlijden van een ouder van de gedetineerde (artikel 36, in samenhang met artikel 23 respectievelijk 24 van de Regeling). Overigens zijn de in de Regeling opgesomde gronden voor het verlenen van incidenteel verlof of strafonderbreking niet limitatief bedoeld.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat hij een bezoek wilde brengen aan zijn destijds ernstig zieke moeder en om persoonlijk afscheid te kunnen nemen van haar.

Niet ter discussie staat dat de moeder van klager ernstig ziek was tijdens het indienen van het verzoek. De beroepscommissie is echter van oordeel dat klager niet (voldoende) heeft onderbouwd waarom niet kon worden volstaan met het aan hem verleende incidenteel verlof. Verweerder heeft in reactie op het beroepschrift uiteengezet dat klager incidenteel verlof heeft gekregen om zijn moeder te bezoeken. Naar het oordeel van de beroepscommissie is met het verlenen van incidenteel verlof voldoende rekening gehouden met klagers persoonlijke belangen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 7 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven