Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20064/GB, 6 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:06-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20064/GB

               

Betreft [klager]

Datum 6 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 2 februari 2021 klager opgeroepen om zich op 22 april 2021 te melden in de locatie Ter Peel te Sevenum, voor het ondergaan van 57 dagen gevangenisstraf.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft het bezwaar op 23 februari 2021 ongegrond verklaard.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wenst uitstel van zijn melddatum, vanwege gezondheidsredenen. Enkele jaren gelden is bij hem longkanker geconstateerd in het kader waarvan hij vier operaties heeft ondergaan, voor het laatst op 4 juni 2020. In verband met zijn gezondheid is een eerdere gevangenisstraf, waarvoor hij zich destijds op 9 april 2019 had gemeld, na 24 dagen vroegtijdig afgebroken. Het is daarom onbegrijpelijk dat hij op grond van het advies van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) van 29 januari 2021 detentiegeschikt is verklaard. In datzelfde advies staat echter ook dat de arts klagers wens om te worden geplaatst in een rookvrije omgeving volledig steunt. Op de inrichtingsdirecteur rust een zorgplicht om niet-rokers te vrijwaren van schadelijke rook. Dat heeft de beklagcommissie geoordeeld naar aanleiding van een door klager ingediende klacht tijdens een eerdere detentieperiode in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Aangezien de directeur ten aanzien van klager niet aan deze zorgplicht voldeed, is de klacht gegrond verklaard.

Het is daarnaast, vooral vanwege de coronacrisis en de daardoor aanwezige gezondheids-risico’s, onbegrijpelijk dat verweerder heeft afgezien van een regioplaatsing. De reistijd tussen klagers woonplaats en de locatie Ter Peel bedraagt ruim vier uur. Navraag bij het Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) leerde klager dat het niet verstandig is om lange reisafstanden af te leggen en zich te bevinden in een omgeving waar de 1,5 meter-maatregel niet kan worden gehandhaafd. Hem is in verband met zijn longziekte geadviseerd zich eerst te laten inenten.

Standpunt van verweerder

De bestreden beslissing is op juiste gronden genomen. Klager wijst op de zorgplicht van de directeur. Het is de directeur die de mogelijkheden moet bezien om het detentieverblijf zo rookvrij mogelijk te maken. De inhoud van het in deze procedure opgevraagde advies van de afdeling IMA zal bij de medische dienst van de locatie Ter Peel bekend zijn, in het kader van de overdracht van klagers medische dossier. Daarnaast is de enkele omstandigheid dat klager (nog) niet tegen het coronavirus is ingeënt van onvoldoende gewicht om uitstel van zijn melddatum te verlenen. Dat is in overeenstemming met de geldende RIVM-richtlijnen.

Daarnaast is het op dit moment niet mogelijk rekening te houden met regioplaatsingen. Dat houdt verband met de manier waarop de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) de quarantaine-afdelingen in verschillende inrichtingen heeft verdeeld. Aangezien deze situatie wekelijks kan veranderen, kan klager in samenspraak met verweerder omstreeks half april 2021 de mogelijkheden verkennen om dichter bij huis te kunnen worden geplaatst.

3. De beoordeling

De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregel tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen.

Klager wil graag uitstel van zijn melddatum, in verband met zijn kwetsbare gezondheid. Volgens klager kan zijn veiligheid en gezondheid in de inrichting, vanwege de uitbraak van het coronavirus en vanwege rokende medegedetineerden, niet worden gegarandeerd.

Klager heeft, in de kern, aangevoerd dat hij vanwege zijn longaandoening en de daaraan verbonden gezondheidsrisico’s niet geschikt is om zijn detentie te ondergaan. De medisch adviseur bij de afdeling IMA acht klager, blijkens het advies van 29 januari 2021, echter op medische gronden detentiegeschikt. De medisch adviseur heeft hierbij toegelicht dat klager bekend is met een longaandoening, waarvoor hij tussen juni 2015 en juni 2020 enkele operaties heeft ondergaan. Op dit moment gaat het redelijk goed met hem. Zijn gezondheidssituatie is stabiel en hij heeft geen extra zorg nodig. De medisch adviseur zegt klagers wens te ondersteunen om in een rookarme omgeving te worden geplaatst, maar ook dat er binnen detentie geen rookvrije of rookarme voorziening beschikbaar is.

Gelet op de inhoud van het advies van de medisch adviseur en de daaruit voortvloeiende conclusie dat klager detentiegeschikt is, is de beroepscommissie van oordeel dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn gezondheidssituatie in de weg staat aan het ondergaan van de aan hem opgelegde gevangenisstraf. De medisch adviseur heeft – kennelijk – geen reden gezien om in verband met het coronavirus anders te adviseren over klagers detentiegeschiktheid. Op de inrichtingsdirecteur rust een inspannings-verplichting om – mede door het (doen) naleven van door de DJI getroffen coronamaatregelen – het risico op besmettingen met het coronavirus in de inrichting te beperken, alsook om de belangen van niet-rokende gedetineerden te beschermen. De enkele vrees van klager voor besmetting met het coronavirus en de enkele mogelijkheid dat klager op een afdeling wordt geplaatst waar medegedetineerden (in hun eigen cel) roken, is onvoldoende redengevend om uitstel van zijn melddatum te verlenen.

Klager heeft daarnaast bezwaar tegen het feit dat hij is geselecteerd voor de locatie Ter Peel, enerzijds vanwege de omstandigheid dat zijn ouders de lange reisafstand tussen hun woonplaats en de inrichting niet kunnen overbruggen, anderzijds vanwege het huidige RIVM-advies om af te zien van lange reizen. Wat van dit laatste ook zij, klager heeft onvoldoende onderbouwd dat hij gedurende zijn detentieperiode verstoken zal blijven van bezoek. De beroepscommissie slaat hierbij ook acht op het feit dat klager een gevangenisstraf van beperkte duur dient te ondergaan en het feit dat – zo blijkt uit de inlichtingen van verweerder – kort voor de melddatum in overleg met verweerder kan worden gezocht naar een mogelijke plaatsing in een inrichting die die dichter bij huis is gelegen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 6 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven