Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6519/GA, 31 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6519/GA

             

Betreft […]

Datum 31 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet langer ontvangen van loon zolang hij weigert arbeid te verrichten.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 24 maart 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (G-2020-174). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. C.H. van Keulen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], juridisch medewerker bij de PI Sittard, gehoord op de digitale zitting van 12 februari 2021.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager meent dat zijn beklag niet ziet op een algemene, voor alle gedetineerden geldende regel. Klager heeft immers van 18 december 2019 tot 22 januari 2020 loon uitbetaald gekregen,  maar die uitbetaling is met ingang van laatstgenoemde datum stopgezet. Dit is gebleken toen klager zijn rekening-courant controleerde op 7 maart 2020, waarbij hij constateerde dat het uitgekeerde loon van 22 januari 2020 op het overzicht van 29 januari 2020 is ingehouden. Het betreft dus een beslissing in een specifiek geval en daarom is sprake van een beklagwaardige beslissing.

Klager is een levenslang gestrafte. Voor levenslang gestraften wordt een uitzondering gemaakt als het gaat om de verplichting tot het verrichten van arbeid. In de jurisprudentie is daarnaast bepaald dat het onredelijk en onbillijk is om levenslang gestraften te sanctioneren bij werkweigering. Het voornaamste doel van arbeid is blijkens de wetsgeschiedenis immers de voorbereiding van een gedetineerde op terugkeer in de maatschappij. Dat vooruitzicht is bij een levenslang gestrafte zeer beperkt. Niet duidelijk is geworden waarom klager eerst loon uitbetaald heeft gekregen terwijl hij niet heeft gewerkt, en waarom de uitbetaling juist na 22 januari 2020 is gestopt. De uitbetaling is ook niet teruggevorderd. Medegedetineerden die levenslang gestraft zijn, krijgen in de PI Sittard wel loon uitbetaald zonder arbeid te verrichten. In andere penitentiaire inrichtingen wordt eveneens een systeem gehanteerd waarbij levenslang gestraften loon uitbetaald krijgen zonder dat zij werken. Zo kreeg klager tijdens zijn verblijf in de PI Dordrecht en nu in de PI Arnhem wel loon uitbetaald zonder te werken. Dit alles zorgt voor verwarring bij klager en het is in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Bovendien is het in strijd met de zorgplicht om te verwachten dat een levenslang gestrafte elke dag bouten en moeren in elkaar draait. Voor klager zijn inkomsten uit arbeid de enige inkomsten, hij is ervan afhankelijk. Klager ziet het als treiteren dat hij geen geld krijgt uitbetaald.   

Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren en te bepalen dat het ingehouden loon met terugwerkende kracht wordt uitgekeerd. Daarnaast wenst klager een tegemoetkoming.

Standpunt van de directeur

Klager wenst geen arbeid te verrichten. Dan heeft hij geen recht op uitbetaling voor arbeid en ontvangt hij dus geen loon. Dat klager in het begin van zijn verblijf in de PI wel uitbetaald heeft gekregen, zal ermee te maken hebben gehad dat niet bekend was dat klager niet wilde werken. Klager heeft gewoonweg geen recht op loon als hij niet wil werken. De medegedetineerde over wie klager spreekt, is arbeidsongeschikt verklaard en krijgt op die grond een loonvervangende vergoeding. De directeur heeft weinig zicht op hoe andere inrichtingen omgaan met levenslang gestraften die niet willen werken.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet wordt het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.

De beroepscommissie overweegt dat de beslissing van de directeur om klager niet langer uit te betalen op 22 januari 2020 is genomen, kennelijk omdat toen binnen de inrichting bekend werd dat klager geen arbeid wenste te verrichten. Die beslissing blijkt in elk geval uit het rekening-courant overzicht van 29 januari 2020 waar klager over beschikte en uit de nadien wekelijks aan hem verstrekte rekening-courant overzichten. Klager heeft eerst op 7 maart 2020 beklag ingesteld, omdat hij toen pas zijn rekening-courant overzicht controleerde. Het is de verantwoordelijkheid van de gedetineerde om wijzigingen - zoals in dit geval het niet meer uitbetalen van loon - tijdig te signaleren door het controleren van de rekening-courant. Klager komt circa anderhalve maand na de genomen beslissing in beklag. De beroepscommissie komt tot de conclusie dat klager niet tijdig beklag heeft ingesteld. De daarvoor door klager aangedragen reden maakt niet dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat klager in verzuim is geweest. Hierom had klager niet dienen te worden ontvangen in zijn beklag. 

Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd, met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak

 

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is op 31 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door

mr. M. Simpelaar, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven