Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16856/GA, 2 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          20/16856/GA

               

Betreft [klager]

Datum 2 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur) heeft op 4 januari 2021 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft op de zitting van 17 maart 2021 klager en […] en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en psychiater bij het JC Zaanstad, via een videoverbinding gehoord.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is een gezonde jongen met een gezond verstand. Er is meer dan 20 jaar inbreuk op zijn privacy gemaakt. Klager had geen medicatie nodig. Het is alsof de inrichting klagers hoofd van medicatie suf wil maken. Klager pikt dit niet.

Klager voelt zich momenteel goed, maar dit komt niet door de medicatie. Het klopt dat klager vroeger een beetje in de war was, maar hij is nu tot rust gekomen. De medicatie heeft klager alleen slaperig gemaakt.

Standpunt van de directeur

Klager is bekend met zwakbegaafdheid, een antisociale persoonlijkheidsstoornis, problematisch cannabis- en alcoholgebruik en een psychotische stoornis. Er kan bij klager sprake zijn van inactiviteit, verwardheid, gedachten dat muziek van hem gestolen is, dat hij een beroemd logo zelf ontworpen heeft en dat een zender in zijn tand is gestopt. Klager heeft volgens informatie van vorige instellingen geen ziekte-inzicht. Klager is meerdere keren opgenomen geweest. Bij alle onderzoeken heeft hij geweigerd mee te werken, ook tijdens zijn opname in het PBC. Klager wordt op de afdeling gezien als een man die, als hij niet aangesproken wordt, vrij rustig aanwezig is. Als met hem een gesprek wordt aangegaan, vertelt hij snel en spontaan over zijn uitgebreide paranoïde waansysteem, waarbij hij niets of niemand ontziet. Hij denkt dat hij in de gaten wordt gehouden via de tv en de spiegel. Hij noemt dat een inbreuk op zijn privacy. Dit was thuis al zo, waardoor hij genoodzaakt was een vuurwapen aan te schaffen. Hij zou iedereen neerschieten die hiermee te maken heeft. Er is bij klager duidelijk sprake van een psychose, hoogstwaarschijnlijk op basis van schizofrenie. Klager gebruikte penfluridol, maar dit had geen effect op de situatie. Aan de inname door klager werd overigens sterk getwijfeld. Toen de mogelijkheid werd besproken van andere medicatie uitte klager onmiddellijk dreigementen en zei: ‘Je moet me niet boos maken, dan ga ik klappen uitdelen’ en ‘je moet niet met me gaan experimenteren, dan heb je echt een probleem’. Vanaf dat moment werd besloten dwangmedicatie aan te vragen.

Klager wil geen gesprekken over behandeling, noch uitleg over zijn psychiatrische stoornissen of klachten en geen medicatie. Hij geeft aan niets te mankeren en niet op een PPC te horen.

Dwangmedicatie is noodzakelijk vanwege het gevaar dat in relatie staat met klagers stoornis, namelijk het gevaar dat klager maatschappelijk ten gronde gaat. Klager is al jaren floride psychotisch en houdt er overtuigingen op na die hem ernstig benadelen. Hij zal zijn woning kwijtraken, het contact met zijn naasten en er zal geen mogelijkheid zijn om dagbesteding te vinden, zonder dat de psychose is behandeld. Klager is inmiddels op alle levensgebieden ernstig disfunctioneel. Ook bestaat het gevaar dat klager met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen. Hij houdt er opvallende overtuigingen op na en vertelt uitgebreid over diverse onderwerpen, die irritatie oproepen bij anderen.  Ten slotte bestaat het gevaar dat klager een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Klager heeft meerdere malen degene bedreigd die hem andere medicatie zou gaan voorschrijven. Ook mensen die ‘inbreuk maken op zijn privacy’ (iedereen van Justitie) wil hij neerschieten. Klager is vanuit het verleden uitgebreid bekend met stelselmatig geweld en mishandeling, ook bij zijn naasten.

Er zijn eerder minder bezwarende middelen aangewend om het gevaar af te wenden. Zo is met klager gesproken over het vrijwillig gebruik van antipsychotische medicatie. Het wordt hem dagelijks aangeboden, maar hij weigert vooralsnog deze medicatie in te nemen. Deze minder bezwarende mogelijkheid van inname op vrijwillige basis heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.

Antipsychotica zijn bewezen effectief bij het doen afnemen van een psychotisch beeld. Eerder in 2016 werd een effect van olanzapine bij klager gemeld. Indien niet medicamenteus wordt ingegrepen, zal het toestandsbeeld van klager niet adequaat stabiliseren en bij invrijheidstelling resulteren in hoog risico op recidief delict gedrag.

Klager is op 4 december 2020 opgenomen in de inrichting, zijn indexdelict betreft een overtreding van de Wet wapens en munitie. Klager voelt zich onveilig en laat een complex waansysteem zien. Na toediening van de dwangmedicatie heeft klager een gunstig beloop van zijn gedrag laten zien. De geladenheid en paranoïde verdwenen naar de achtergrond. Het personeel voelde zich hierdoor ook veiliger. Dit heeft geleid tot een afschaling van de zorg en beveiliging. Het perspectief voor klager hangt af van het ziekte-inzicht, het cannabisgebruik en de medicatie-inname. Indien klager geen medicatie inneemt is de prognose ongunstig. Klager blijft kwetsbaar voor psychosen.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur een uittreksel van klagers behandelingsplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van een psychotisch toestandsbeeld, mogelijk in het kader van een schizofrene ontwikkeling of paranoïde waanstoornis. Tevens is klager bekend met zwakbegaafdheid, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en problematisch cannabis- en alcoholgebruik. In de stukken wordt beschreven dat klager reeds jaren floride psychotisch is en vanuit zijn stoornis overtuigingen erop nahoudt, die hem ernstig benadelen. Klager vertelt over zijn bekendheid onder Hollywoodsterren in de muziekwereld en uit bedreigingen. Klager heeft het gevoel in de gaten te worden gehouden via de televisie of spiegel en zegt iedereen neer te schieten die hiermee te maken heeft. Klager heeft geen ziekte-inzicht en zegt niets te mankeren. Hij wil geen medicatie innemen. In de stukken wordt beschreven dat na het toedienen van de medicatie het toestandsbeeld van klager is verbeterd. De niet bij de behandeling betrokken psychiater (second-opinion) beschrijft in de verklaring van 23 december 2020 dat de kans bestaat dat de psychose nog meer toeneemt als klager geen medicatie gebruikt en als hij toegang weet te krijgen tot cannabis. Het risico op het in het standpunt van de directeur beschreven gevaar kan alleen maar worden gereduceerd door antipsychotische medicatie.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 2 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A.M.G. Smit, voorzitter, F. van Dekken en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door

mr. R. Kokee, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven