Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7733/GA, 9 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:09-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7733/GA

               

Betreft [klager]

Datum 9 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, vanwege fysiek geweld jegens een medegedetineerde, ingaande op 7 november 2019.

 

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zutphen heeft op 24 juli 2020 het beklag ongegrond verklaard (OH-2019-463). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de PI Achterhoek, via een videoverbinding gehoord op de zitting van 17 maart 2021. Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, was uitgenodigd via een videoverbinding de zitting bij te wonen maar heeft kort voor aanvang van de zitting laten weten verhinderd te zijn en verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. Klager heeft vervolgens aangegeven het beroep zelf mondeling te willen toelichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft niets te maken met het incident van 6 november 2019. De werkmeester heeft op het moment dat hij de toiletruimte binnenkwam zichtbaar letsel geconstateerd bij medegedetineerde M. Op dat moment had het voor de hand gelegen dat op het alarm wordt gedrukt, dat is nooit gebeurd. Klager ontkent fysiek geweld te hebben gebruikt. Er zijn geen getuigen die het geweld hebben gezien. Bovendien is onbekend of er een reden was voor het geweld en of er een relatie was tussen klager en het slachtoffer. Er is kennelijk vrij fors geweld gebruikt. Dan zou men ook zichtbare schade verwachten bij degene die geslagen heeft. Dat is echter niet bij klager geconstateerd. Klager had geen verwondingen. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij is geslagen door klager en door medegedetineerde H. Een verklaring van de Poolse gedetineerde die eveneens in de toiletruimte aanwezig was, ontbreekt nog altijd. Daarnaast heeft de werkmeester, anders dan het door hem geconstateerde letsel bij medegedetineerde M., niet beschreven wat hij heeft aangetroffen. Klager verblijft al langere tijd in het plusregime en is niet eerder betrokken geweest bij een vechtpartij. Zijn gedrag in de inrichting was zeer goed. De directeur stelt dat klager heeft geweigerd om te verklaren wat er zich heeft afgespeeld. Klager heeft echter niets kunnen zien, omdat het donker was in de toiletruimte en hij zich in het gesloten toilet bevond, en dus verder niets kunnen verklaren. De opgelegde straf is onvoldoende gemotiveerd. Er had beter naar de feitelijke omstandigheden moeten worden gekeken. De beklagcommissie vond dat de directeur onvoldoende onderzoek had gedaan en de directeur in de gelegenheid gesteld binnen een bepaalde termijn nader onderzoek te verrichten. De directeur heeft nagelaten nader onderzoek te doen, dan wel te reageren. De gevraagde informatie is niet overgelegd. Alleen al om die reden dient het beklag formeel gegrond te worden verklaard. De ongegrondverklaring is onbegrijpelijk.

Ter zitting heeft klager het volgende naar voren gebracht. Klager ontkent de mishandeling gepleegd te hebben. Als hij iemand zou hebben geslagen, zou dat zichtbaar moeten zijn door een rode plek op zijn hand. Klager, het slachtoffer en twee andere gedetineerden bevonden zich op het toilet. Klager bevond zich in het toilet met een deur toen het licht uitging. Hij hoorde rumoer. Hij kon het toilet niet verlaten, omdat het slachtoffer ervoor lag. Het personeel heeft niets gezien van het incident. Het personeel vermoedde dat klager er niets mee te maken had, maar stuurde klager toch naar boven om de spanning op de arbeidszaal te verminderen. Klager meent dat de directeur onderzoek had moeten doen, hij wil een schadevergoeding.

 

Standpunt van de directeur

Gezien de situatie op het toilet is het zeer onwaarschijnlijk dat klager niet betrokken was bij het incident. De directeur leidt dit af uit de verwondingen bij het slachtoffer, de afgelegde getuigenverklaringen en het feit dat vier mensen zich dicht op elkaar in het toilet bevonden. Het klopt dat in de beschikbare stukken niet beschreven staat wie wat heeft gezegd. Van de gegeven verklaringen over het incident is geen verslag opgemaakt. Aan medegedetineerde H. is ook een disciplinaire straf opgelegd en hij is overgeplaatst.  

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klagers raadsvrouw de behandeling van het beroep aan te houden af.

 

Op 6 november 2019 heeft zich een incident voorgedaan in de toiletruimte naast het kantoor van de werkmeesters. Een medegedetineerde van klager is in de toiletruimte geslagen waar zich, zo stelt de beroepscommissie vast, naast het slachtoffer en klager twee andere medegedetineerden bevonden. De beroepscommissie stelt voorop dat incidenten als deze onverenigbaar zijn met de orde en veiligheid in de inrichting en een disciplinaire straf kunnen rechtvaardigen. Indien de omstandigheden waaronder het incident heeft plaatsgevonden onduidelijk zijn, ligt het op de weg van de directeur nader onderzoek hiernaar te verrichten. Hierbij kan de directeur de gewenste en noodzakelijke ordemaatregelen treffen om het nader onderzoek mogelijk te maken of om de orde en veiligheid in de inrichting na het incident te herstellen.  

Op basis van de beschikbare stukken en de ter zitting van de beroepscommissie gegeven toelichtingen is de beroepscommissie van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat klager de medegedetineerde heeft geslagen. Het personeel heeft het incident niet zien gebeuren. De directeur verwijst naar de gegeven getuigenverklaringen, maar deze zijn niet op schrift gesteld, waardoor onduidelijk is wie wat heeft gezegd. Daardoor is ook onduidelijk of de Poolse medegedetineerde die in de toiletruimte aanwezig was, is gehoord. Klager ontkent de medegedetineerde te hebben geslagen en stelt dat hij zich in het afgesloten gedeelte van het toilet bevond.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €50,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 

Deze uitspraak is op 9 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A.M.G. Smit, voorzitter, F. van Dekken en mr. A. Jongsma, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven