Nummer R-20/8578/GM
Betreft [Klager]
Datum 16 april 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij – ondanks dat hij last heeft van zware hoofdpijn – geen nieuwe bril ontvangt.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts. Hij geeft in zijn beroepschrift toestemming zijn medisch dossier toe te sturen naar de RSJ.
Standpunt van de inrichtingsarts
De medisch adviseur heeft het advies gegeven om alsnog een visusmeting uit te voeren bij klager en, indien noodzakelijk, per machtiging een bril aan te vragen. De procedure is inmiddels in gang gezet door de medische dienst.
3. De beoordeling
Klagers klachten bestaan uit hoofdpijn, duizeligheid en vaag zicht. Deze klachten kunnen worden veroorzaakt door slecht zicht. Klager klaagt er al een tijd over, zo volgt uit het medisch dossier, en wil een bril. Aan hem wordt telkens tegengeworpen dat hij al een bril heeft gehad en dat hij (nog) geen nieuwe bril kan aanvragen. Klager blijft klachten houden als hij geen bril draagt.
Met de medisch adviseur is de beroepscommissie van oordeel dat niet uit het dossier is gebleken wanneer er bij klager een oogmeting is gedaan. Dit eenvoudige onderzoek had in het JC uitgevoerd kunnen worden. Als de resultaten van deze oogmeting daartoe aanleiding geven, kan klager een nieuwe bril aanvragen. Dat klager eerder een bril heeft gehad, is geen reden voor een ander oordeel.
Het handelen van de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. Ondanks dat de medisch adviseur heeft geadviseerd om alsnog een visusmeting uit te voeren en, indien nodig, per machtiging een nieuwe bril aan te vragen, ziet de beroepscommissie aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €35,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €35,-.
Deze uitspraak is op 16 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. drs. N.C, van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter