Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1241/GV, 18 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1241/GV

betreft: [klager] datum: 18 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J.P. van Gils, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 mei 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager en zijn raadsman hebben er alles aan gedaan om zo spoedig mogelijk een zittingsdatum te krijgen
voor
de openstaande strafzaak. De zitingsdatum is 17 juli 2007. Klager betwist niet dat er sprake is van een openstaande zaak. Wel merkt hij op dat het gaat om een verwijt dat hem is gemaakt terzake overtreding van de auteurswet, gepleegd in de periode van
maart 2004 tot en met 26 juli 2005. Dat hij zich pas op 17 juli 2007 voor deze feiten bij de politierechter moet verantwoorden is, zeker gelet op de pogingen om met voorrang een zittingsdatum te verkrijgen, niet aan klager toe te rekenen. Daarbij komt
dat er inmiddels een TR-rapportage beschikbaar is, waaruit blijkt dat detentiefasering via een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.)/zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) wordt geadviseerd. In het kader van de adviesrapportage terzake de
detentiefasering is de bovengenoemde openstaande zaak niet aan klager tegengeworpen. De officier van justitie heeft geen bezwaar tegen het verlenen van algemeen verlof. Gelet op het bovenstaande is klager van mening dat hem ten onrechte de mogelijkheid
tot verlof wordt onthouden, dan wel dat de tegenwerping van de openstaande zaak voor klager disproportionele gevolgen heeft.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen omdat er nog een openstaande zaak is. Een van de criteria voor het verlenen van algemeen verlof is dat het strafrestant minder dan één jaar bedraagt. Gelet op het feit dat de politierechter een
gevangenisstraf van een jaar kan opleggen, zou dat kunnen betekenen dat klagers strafrestant, de huidige straf daarbij in aanmerking genomen, meer dan een jaar bedraagt. Nu de einddatum niet vaststaat, is het verlof afgewezen. Ten aanzien van de
vergelijking met de plaatsing in de b.b.i. zij opgemerkt dat daarvoor andere termijnen gelden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught heeft, gelet op de openstaande zaak, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens poging tot moord. De wettelijk vroegst mogelijke (fictieve) v.i.-datum valt op of omstreeks 26 oktober 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Op grond van artikel 14, eerste lid onder b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Regeling van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) komt een gedetineerde eerst voor algemeen verlof in aanmerking wanneer zijn strafrestant nog ten minste
drie maanden en ten hoogste een jaar bedraagt.
In de Toelichting op dit artikel staat dat dit impliceert dat de gedetineerde niet verwikkeld mag zijn in gerechtelijke procedures op grond waarvan de oorspronkelijke ontslagdatum nog zou kunnen verschuiven.

Blijkens de stukken is er ten aanzien van klager sprake van een openstaande zaak. De beroepscommissie is echter van oordeel dat deze openstaande zaak, gelet op de aard van het verweten feit, de omstandigheid dat het een gedateerd feit betreft en het
feit dat het Openbaar Ministerie positief heeft geadviseerd, onvoldoende grond vormt om de aanvraag voor algemeen verlof af te wijzen. De beslissing van de Minister dient derhalve bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en
onbillijk te worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard. De Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken (na ontvangst). Nu de rechtsgevolgen van de
vernietigde beslissing nog ongedaan zijn te maken acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 18 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven