Nummer 21/19360/GB
Betreft [klager] Datum 22 maart 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar een gevangenis van een andere Penitentiaire Inrichting (PI).
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 5 januari 2021 afgewezen.
Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. J.A.J. Brahm, en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager uit in beroep zijn ongenoegen over het inrichtingspersoneel en een medegedetineerde.
Klager wenst te worden overgeplaatst naar de PI Zwolle. Klagers voorkeur voor deze inrichting kwam in het selectieadvies niet geheel naar voren, maar hij heeft inmiddels – om de navolgende reden – een keuze kunnen maken.
Klager voert het bezoek van zijn kinderen aan als grond om hem naar de PI Zwolle over te plaatsen. Er bestaat voor klager alsnog een mogelijkheid om zijn kinderen te kunnen zien en om dat te kunnen realiseren is een overplaatsing naar de PI Zwolle nodig. De reisafstand naar de PI Vught is voor klagers kinderen te groot en de reiskosten zijn te hoog. Verweerder stelt in de bestreden beslissing ten onrechte dat klager geen contact heeft met zijn kinderen. Klager weet beter dan welke instantie dan ook of hij een mogelijkheid heeft om zijn kinderen te kunnen zien en klager weet ook dat men niet moet afgaan op conclusies die anderen trekken. Het is per slot van rekening altijd zo – zeker in het strafrecht – dat een instantie altijd veel ontgaat.
Klager was gefrustreerd over het feit dat hij niet kon deelnemen aan een penitentiair programma. Als gevolg van zijn frustratie heeft hij gezegd dat hij uit de PI Vught wenste te vertrekken. Het is wel erg makkelijk om op dat moment klagers wens – om uit de PI Vught te vertrekken – in het selectieadvies op te nemen en klagers verzoek mede op grond hiervan af te wijzen. Feitelijk wordt er echter te makkelijk mee omgegaan, omdat een mens vanuit zijn of haar frustraties wel vaker iets zegt en hier later anders over kan denken. Klager vindt het flauw dit in de bestreden beslissing te moeten teruglezen.
Er zijn voldoende gronden aanwezig om klager naar de PI Zwolle over te plaatsen.
Standpunt van verweerder
In klagers verzoek tot overplaatsing van 9 november 2020 wordt enkel kenbaar gemaakt dat klager naar een andere PI wil worden overgeplaatst. In klagers verzoek wordt geen grond voor de overplaatsing gegeven. Uit de nagezonden stukken blijkt dat klager gefrustreerd is ten aanzien van het inrichtingspersoneel en een medegedetineerde. Verweerder verwijst klager voor klachten ten aanzien van het inrichtingspersoneel naar de beklagcommissie van de PI Vught, omdat verweerder niet bevoegd is hier enig oordeel over te hebben.
Klager wil – volgens het beroepschrift – naar de PI Zwolle worden overgeplaatst, zodat zijn kinderen op bezoek kunnen komen. In het selectieadvies van 1 december 2020 staat dat klager geen contact heeft met zijn kinderen. Verder is onbekend welke leeftijd zij hebben. Klager heeft zelf geen woonadres in Nederland en is hiermee niet regio-gebonden. Uit niets blijkt, althans niet wordt schriftelijk onderbouwd, dat klagers kinderen hem – bij een overplaatsing naar de PI Zwolle – zullen gaan bezoeken.
3. De beoordeling
Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de PI Vught. Hij wil graag worden overgeplaatst naar een gevangenis van een andere PI, omdat hij ontevreden is over de gang van zaken rondom zijn detentiefasering. In beroep heeft klager aangevoerd dat hij naar de PI Zwolle wil worden overgeplaatst, omdat hij daar bezoek zou kunnen ontvangen van zijn kinderen.
Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang. Klagers vestigingsadres is - volgens de registratiekaart - in Hengelo, in het arrondissement Overijssel.
Klager verblijft in de gevangenis van de PI Vught. Deze ligt niet in het arrondissement van vestiging en evenmin in een aanpalend arrondissement. Klager verzoekt in beroep om overplaatsing naar de gevangenis van de PI Zwolle, die in het arrondissement van vestiging ligt. Gelet op artikel 25, zevende lid, van de Regeling verdient dat de voorkeur. Uit niets blijkt dat in het arrondissement van vestiging in het algemeen, en in de PI Zwolle in het bijzonder, geen plaats beschikbaar is.
Klager heeft in beroep aangevoerd dat hij in de PI Zwolle bezoek van zijn kinderen zou kunnen ontvangen. In het selectieadvies is opgenomen dat klager geen contact heeft met zijn kinderen. Nu verdere onderbouwing van de zijde van klager op dit punt ontbreekt, zal de beroepscommissie geen acht slaan op dit argument.
Gelet op het voorgaande, moet de bestreden beslissing als onvoldoende gemotiveerd worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen – gelet op de einddatum van klagers detentie op 24 april 2021 – een termijn van één week na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van één week na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 22 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.
secretaris voorzitter