Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20232/GB, 22 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20232/GB              

Betreft klager  Datum  22 maart 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 12 februari 2021 klager opgeroepen om zich op 24 maart 2021 te melden in de locatie Ter Peel te Sevenum, voor het ondergaan van 297 dagen gevangenisstraf.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 2 maart 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. T.P. Boer, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verwezen wordt naar de gronden in het bezwaarschrift en de gronden in het beroepschrift in RSJ 21 februari 2020, R-20/5982/GB. In die uitspraak is klager niet-ontvankelijk verklaard, omdat eerst een onderzoek zou plaatsvinden naar klagers detentiegeschiktheid door de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA). Dat onderzoek heeft vervolgens uiterst summier en niet transparant plaatsgevonden. Het is volstrekt onduidelijk waarom klager detentiegeschikt zou zijn; het advies is slecht gemotiveerd en onvoldoende onderbouwd. Daarnaast is het argument dat klager vanuit de gevangenis zittingen zou kunnen bijwonen, te kort door de bocht. De zittingen vinden onder andere plaats bij de rechtbank Den Haag en bij de Centrale Raad van Beroep in Utrecht. De behandeling van deze zaken, over de uitkering en beslagen op het huis van klager – of hij de woning kan behouden of niet, bepalen het verdere levensverloop van klager en zijn partner. De zaken zijn dus uiterst essentieel. Als klager niet in persoon bij de zittingen aanwezig zou kunnen zijn, zou dat klager op onoverbrugbare processuele achterstand zetten. Verzocht wordt klager en zijn raadsman te horen.

In de nagekomen stukken verwijst klager naar een verzonden brief aan de Hoge Raad van 31 mei 2019. Daarnaast verwijst klager naar diverse verzonden brieven van en naar advocaten uit 2016, 2020 en 2021, en een medewerker van de Dienst Justitiële Inrichtingen van 18 februari 2020. Klager stelt – zo begrijpt de beroepscommissie – dat hij onterecht is veroordeeld en dat hij door diverse instanties, zoals de gemeente, de politie, het Openbaar Ministerie en de rechtspraak, onrechtvaardig is behandeld.

Standpunt van verweerder

Verwezen wordt naar de inhoud van de bestreden beslissing van 2 maart 2021. Klager is vanaf oktober 2019 diverse keren opgeroepen voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf. Op 19 oktober 2020 is door de IMA het advies gegeven dat klager op medische gronden detentiegeschikt wordt geacht. In het bezwaarschrift heeft klagers raadsman verzocht om een medische heroverweging, waarvoor aanvullende medische stukken toegezonden zouden worden. In het aanvullende bezwaarschrift van 1 maart 2021 zijn deze stukken niet meegezonden en ook niet bij het beroepschrift. Om die reden blijft het IMA-advies van 19 oktober 2020 voor verweerder leidend. Met betrekking tot het bijwonen van zittingen verwijst verweerder naar artikel 26, vierde lid, onder c., van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. Daarnaast is een mondelinge behandeling van het beroep, gelet op de spoedeisendheid van de zaak, niet aangewezen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregel tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen.

Klager wil graag uitstel van zijn melddatum, omdat hij betwist detentiegeschikt te zijn en hij een groot persoonlijk belang heeft om de behandeling van lopende civiele en/of bestuursrechtelijke  zaken bij te wonen.

Met betrekking tot het feit dat klager stelt dat hij onterecht is veroordeeld, merkt de beroepscommissie op dat sprake is van een onherroepelijk vonnis. Verweerder is op grond van artikel 6:1:1 van het Wetboek van Strafvordering derhalve bevoegd tot tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf over te gaan.

Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat een detentie voor klager en zijn partner ingrijpend is, is zij van oordeel dat de bestreden beslissing van verweerder, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk aangemerkt kan worden. De beroepscommissie overweegt daartoe dat uit de inlichtingen van verweerder volgt dat de medisch adviseur van de IMA klager op 19 oktober 2020 detentiegeschikt heeft geacht. Daarbij is door de medisch adviseur opgemerkt dat klager kampt met chronische rugklachten waarvoor hij af en toe pijnmedicatie krijgt. Deze zorg is ook in de gevangenis beschikbaar, aldus de medisch adviseur. Daarnaast is er sprake van psychosociale problematiek, maar is niet duidelijk wat de ernst daarvan is. Klager ondergaat daarvoor geen behandeling, aldus de medisch adviseur. De beroepscommissie merkt op dat klager zich daarvoor in de gevangenis eventueel kan wenden tot de medische dienst, die onder andere de beschikking heeft over een inrichtingspsycholoog. Dat klager de juistheid of transparantie van het dit advies betwist, is niet nader onderbouwd met argumenten of relevante medische stukken.

Voorts is het feit dat klager zittingen moet bijwonen bij diverse rechtsprekende instanties geen reden voor uitstel van de melddatum, gelet op het bepaalde in artikel 26, vierde lid, aanhef en onder c., van de Pbw.

Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond verklaard worden. Klager dient zich op 24 maart 2021 bij de locatie Ter Peel melden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 22 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven