Nummer R-19/5648/GA
Betreft [Klager]
Datum 22 maart 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het te laat ontvangen van een terugbelverzoek van zijn advocaat.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 16 december 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (G-2019-901). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers gemachtigde, […], heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Sittard in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Er zijn in de PI Sittard meerdere algemene regels van kracht die in strijd zijn met hogere wet- of regelgeving of met uitspraken van de RSJ. Klagers advocaat zou niet hebben aangegeven dat er sprake was van spoed, maar in RSJ 2 januari 2012, 11/2714/GA en RSJ 1 maart 2013, 12/3913/GA en 12/4042/GA is bepaald dat de noodzaak tot telefonisch contact voldoende vast staat wanneer een advocaat een terugbelverzoek indient. Klager heeft twee dagen moeten wachten alvorens hij het terugbelverzoek ontving. Voor het gemak wordt in de inrichting – om klachten te voorkomen - de dag en het tijdstip van ontvangst van het terugbelverzoek uit de e-mail geknipt. Op deze wijze kan klager alleen van zijn advocaat vernemen wanneer die het terugbelverzoek heeft ingediend.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid van klager in beklag
Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) in samenhang bezien met artikel 37, eerste lid, aanhef en onder i, van de Pbw wordt de gedetineerde in staat gesteld met zijn rechtsbijstandverlener contact op te nemen indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. De beroepscommissie is van oordeel dat uit het voorgaande voortvloeit dat terugbelverzoeken van advocaten op behoorlijke wijze worden afgehandeld. Dit houdt in dat terugbelverzoeken aan de gedetineerde worden doorgegeven dan wel, indien dit in voorkomende gevallen niet mogelijk is, de advocaat wordt bericht dat het niet mogelijk is het terugbelverzoek door te geven. Gelet op het voorgaande is een klacht betreffende het niet tijdig ontvangen van een terugbelverzoek beklagwaardig in de zin van artikel 60 van de Pbw. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op het beklag beslissen.
Inhoudelijk
Uit de stukken volgt dat klagers advocaat op 11 november 2019 om 09:13 uur een terugbelverzoek bij de inrichting heeft ingediend. De inrichting heeft daarbij de gebruikelijke procedure gevolgd, inhoudende dat nu niet was aangegeven dat er sprake was van spoed, de e-mail binnen 24 uren in behandeling is genomen. In het dagjournaal van de postcensuur van 11 november 2019 zijn geen bijzonderheden opgenomen. Dat betekent volgens de directeur dat er geen reden is om aan te nemen dat het terugbelverzoek niet binnen 24 uur aan klager is gegeven. Nu klager zijn stelling, te weten dat hij het terugbelverzoek pas twee dagen later heeft ontvangen, ook niet heeft onderbouwd, neemt de beroepscommissie aan dat het binnen de gestelde termijn van 24 uur aan klager is meegedeeld.
De beroepscommissie is van oordeel dat de werkwijze die in de inrichting wordt gehanteerd ten aanzien van terugbelverzoeken in zijn algemeenheid voldoende adequaat is. Terugbelverzoeken van advocaten kunnen spoedeisend zijn, maar zijn dat niet per definitie. In het terugbelverzoek stond niet dat het verzoek spoed had. Evenmin heeft de advocate contact opgenomen via het - ook aan haar via een standaardretourmail van de inrichting bekend gemaakte - speciale telefoonnummer, dat beschikbaar is voor spoedgevallen. Het terugbelverzoek is daarom binnen een redelijke termijn aan klager bekend gemaakt, waarbij een periode van 24 uur als redelijke termijn kan worden aangemerkt. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Deze uitspraak is op 22 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter